inhoudsopgave
artikel 10 Anti-dubbeltelregel
artikel 11 Algemene bouwregels
artikel 12 Algemene gebruiksregels
artikel 13 Algemene
ontheffingsregels
artikel 14 Algemene
procedureregels
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan ‘Treebeek-Centrum’ van de gemeente Brunssum.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0899.BPtreebeek-vast
met de bijbehorende regels en bijlagen.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik
en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aaneengebouwd:
een rij van minimaal 3 aan elkaar vast gebouwde hoofdgebouwen.
aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend,
waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is.
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua
afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte,
dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
achtergevel:
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of
nagenoeg parallel loop aan de voorgevel.
achtergevellijn:
de lijn waarin de achtergevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het
verlengde daarvan.
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt
met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die
woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak:
het totale vloeroppervlak van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een
terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden
beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling,
inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
bestaande situatie:
a t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het
ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat
tijdstip aangevraagde vergunning;
b t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop
het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm
onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw
en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
bouwblok:
een aaneengesloten rij bebouwing.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip
van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder, waarbij de
hoogte van één bouwlaag voor woningen niet meer mag bedragen dan 3,5 m en voor
andere bestemmingen 4,5 m.
bouwmassa:
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee
of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn
toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij
direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
bvo (bruto vloeroppervlak):
het totale vloeroppervlak van een ruimte binnen een gebouw dat wordt
gebruikt voor de uitoefening van detailhandel, een (dienstverlenend) bedrijf,
een dienstverlenende instelling, een maatschappelijke instelling/functie,
inclusief opslag- en administratieruimten, kantineruimte en dergelijke.
carport/overkapping:
dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal één zijde
aangebouwd, voor zover de overkapping niet als gebouw is aan te merken.
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld
dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis
van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot
uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of
wegenpatroon en/of de architectuur.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van seks- en growshops.
dienstverlenend bedrijf en/of
dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van
economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen
kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s, videotheken en naar aard
daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering
van een garagebedrijf en prostitutie.
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
erker:
hoekige of ronde ondergeschikte uitbouw aan een gevel.
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die
bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt,
die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals
escortservices en bemiddelingsbureaus.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of
aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
hoekwoning:
een woning op een bouwperceel, gelegen op de hoek van twee wegen.
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
hoofdgebouw:
een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de
bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden
aangemerkt.
horeca:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter
plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
horeca categorie 1:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken
van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter
plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en
niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van
nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-) restaurant,
pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.
horeca categorie 2:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken
van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel
ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken,
zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon.
horeca categorie 3:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van
overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in
combinatie met kleine etenswaren, zoals een café.
horeca categorie 4:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van
gelegenheid tot dansen dan wel tot het uitoefenen van een kans- en
behendigheidsspel al dan niet in combinatie met het verstrekken van
alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancing, discotheek,
casino of automatenhal.
hotel:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf
met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor
consumptie ter plaatse.
kantoor met baliefunctie:
een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een bank,
postkantoor, reisbureau en uitzendbureau.
kantoor- en/of praktijkruimte:
een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend
of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve,
medische en/of ontwerptechnische arbeid.
kelder:
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder
een bijbehorende bovengronds bouwwerk.
maatschappelijke en culturele
voorzieningen:
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke,
religieuze, onderwijsvoorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve
voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening,
alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste
van deze voorzieningen
mantelzorg:
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een
huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of
sociale vlak.
onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat gedeeltelijk onder peil is gelegen.
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw
als zodanig mag worden gebruikt.
ondergronds:
beneden peil.
overbrugging:
een bouwwerk, waarmee twee gebouwen met elkaar verbonden en voor elkaar
bereikbaar zijn, waarbij de onderliggende activiteiten niet worden verstoord.
patiowoning:
woning, waarbij de hoofdfuncties (wonen, koken, baden en slapen) op de
begane grondverdieping plaatsvinden.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten
behoeve van een ander tegen vergoeding.
publiekverzorgend ambacht en
dienstverlening:
een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten
rechtstreeks levert aan de consument zoals een goudsmid, schoenmaker en
dergelijke, alsmede commerciële en medische dienstverlening, met dien verstande
dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd is aan het bedrijf.
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de
prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de
belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of
in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht
of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en
een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten
tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde
beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere
door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
terras:
een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden
geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren
verstrekt.
twee-aaneen:
bebouwing, bestaande uit twee halfvrijstaande hoofdgebouwen aan elkaar.
uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua
afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte,
dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
verblijfsruimte:
een in een gebouw gelegen ruimte, bestemd voor het verblijven van mensen.
verkoopvloeroppervlakte (vvo):
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare
winkelruimte binnen een gebouw, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter
de toonbank.
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het
verlengde daarvan.
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
winkel:
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk is
bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet
meer dan één huishouden.
zorgverlenende dienstverlening:
dienstverlening in het kader van maatschappelijke zorg, waaronder tevens
wordt begrepen de verkoop en verhuur van zorgmaterialen en zorgmaterieel.
zijerf:
de strook grond gelegen naast het hoofdgebouw, waarvan de breedte wordt
bepaald door de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens en de zijgevel van
het hoofdgebouw.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de zijdelingse
perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens
tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd oppervlak van een
bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de
oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de
bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die
bestemming.
breedte, diepte c.q. lengte van
een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van
gemeenschappelijke scheidingsmuren.
dakhelling:
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het
boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
a detailhandel;
b horeca
categorie 1, 2 en 3;
c kantoren
(met baliefunctie);
d maatschappelijke
voorzieningen;
e dienstverlening;
f wonen op
de verdiepingen;
g aan-huis-verbonden
beroepen;
h parkeren;
i uinen,
erven en verhardingen;
j terrassen;
k voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
l groenvoorzieningen;
m nutsvoorzieningen;
n water en waterhuishoudkundige
voorzieningen;
alsmede voor:
o het
behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande
ruimtelijke karakteristiek ingevolge de aanwijzing van mijnkolonie
Treebeek-Haansberg tot beschermd dorpsgezicht.
a Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b Ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-overbrugging’ mag een overbrugging tussen gebouwen worden gebouwd,
waarbij onder de overbrugging een vrije hoogte van minimaal 3 m gehandhaafd
dient te worden.
c Het
aantal bouwlagen mag niet minder bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de
aanduiding ‘minimum aantal bouwlagen’ en mag niet meer bedragen dan is
aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bouwlagen’.
d De
maximale bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van
het maximum aantal bouwlagen.
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.
b De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen
dan 4 m.
a Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van bebouwing.
b De
onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van
en ter voorkoming van de aantasting van de waardevolle elementen en structuren
en de bestaande ruimtelijke karakteristiek ingevolge de aanwijzing van
mijnkolonie Treebeek-Haansberg tot beschermd dorpsgezicht.
Binnen de bestemming ‘Centrum’ is maximaal 1 supermarkt
toegestaan, waarbij laden en lossen van producten inpandig dient te geschieden.
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b bermen en
beplantingen;
c speelvoorzieningen;
d water en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
e voorzieningen
voor langzaam verkeer;
f nutsvoorzieningen.
alsmede voor:
g het
behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande
ruimtelijke karakteristiek ingevolge de aanwijzing van mijnkolonie
Treebeek-Haansberg tot beschermd dorpsgezicht.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4
m.
a Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van bebouwing.
b De
onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van
en ter voorkoming van de aantasting van de waardevolle elementen en structuren
en de bestaande ruimtelijke karakteristiek ingevolge de aanwijzing van
mijnkolonie Treebeek-Haansberg tot beschermd dorpsgezicht.
Het is verboden zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te
laten uitvoeren:
a het
kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
b het
verwijderen van groenvoorzieningen;
c het
aanleggen van verhardingen.
Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing
op werken en werkzaamheden welke:
a het
normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of
voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden
verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het
herstel en de ontwikkeling van waardevolle elementen en structuren en de
bestaande ruimtelijke karakteristiek van de groenvoorziening.
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a maatschappelijke
en culturele voorzieningen;
b wonen op de
verdiepingen;
c horeca
categorie 1, 2 en 3;
d aan-huis-verbonden
beroepen;
e tuinen, erven
en verhardingen;
f parkeervoorzieningen;
g groenvoorzieningen;
h voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
alsmede voor:
i het
behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande
ruimtelijke karakteristiek ingevolge de aanwijzing van mijnkolonie
Treebeek-Haansberg tot beschermd dorpsgezicht.
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
b Het
aantal bouwlagen mag niet minder bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de
aanduiding ‘minimum aantal bouwlagen’ en mag niet meer bedragen dan is
aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bouwlagen’.
c De
maximale bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van
het maximum aantal bouwlagen.
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
b De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen
dan 4 m.
a Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van bebouwing.
b De
onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van
en ter voorkoming van de aantasting van de waardevolle elementen en structuren
en de bestaande ruimtelijke karakteristiek ingevolge de aanwijzing van
mijnkolonie Treebeek-Haansberg tot beschermd dorpsgezicht.
De voor ‘Verkeer’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
b parkeervoorzieningen;
c groenvoorzieningen;
d speelvoorzieningen;
e nutsvoorzieningen;
f water
en waterhuishoudkundige voorzieningen.
alsmede voor:
g het
behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande
ruimtelijke karakteristiek ingevolge de aanwijzing van mijnkolonie
Treebeek-Haansberg tot beschermd dorpsgezicht.
Op of in deze gronden mogen
uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd. Hiervoor
gelden de volgende bepalingen:
a De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2.
b De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De
bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en
regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.
b De
bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen
dan 40 m.
c De
bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.
d De
bouwhoogte van lantaarnpalen mag niet meer bedragen dan 6 m.
e De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen
dan 4 m.
a Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van bebouwing.
b De
onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van
en ter voorkoming van de aantasting van de waardevolle elementen en structuren
en de bestaande ruimtelijke karakteristiek ingevolge de aanwijzing van
mijnkolonie Treebeek-Haansberg tot beschermd dorpsgezicht.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen:
a van
het bepaalde in 6.2.2 onder b voor een grotere hoogte van waarschuwings- en/of
communicatiemasten tot niet meer dan 50 m.
De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b aan-huis-verbonden
beroepen;
c tuinen,
erven en verhardingen;
d parkeervoorzieningen;
e groenvoorzieningen;
f water
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
alsmede voor:
h het
behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande
ruimtelijke karakteristiek ingevolge de aanwijzing van mijnkolonie
Treebeek-Haansberg tot beschermd dorpsgezicht.
Voor het bouwen in het algemeen
geldt de volgende bepaling:
a Het
totale bouwperceel mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a Hoofdgebouwen
mogen uitsluitend in aaneengebouwde en twee-aaneen vorm worden gebouwd.
b Het
aantal bouwblokken mag niet minder bedragen dan is aangegeven ter plaatse van
de aanduiding ‘minimum aantal bouwblokken’ en mag niet meer bedragen dan is
aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bouwblokken’.
c De
afstand tussen twee bouwblokken mag niet minder bedragen dan 3 m.
d De
voorgevel van een hoofdgebouw dient op minimaal 3,5 m en op maximaal 5 m van de
naar de weg gekeerde perceelsgrens te worden gebouwd, met dien verstande dat
een erker, balkon of luifel op een kortere afstand dan 3,5 m van de voorste
perceelsgrens mag worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende
voorwaarden:
1 De
afstand tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m.
2 De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het
bijbehorende hoofdgebouw.
3 De
breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 1/3 van de breedte van de
voorgevel van het hoofdgebouw.
e Bij
hoekwoningen mag de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder
bedragen dan 3,5 m.
f De
diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m.
g Het
aantal bouwlagen van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan is aangegeven
ter plaatse van de aanduiding ‘minimum aantal bouwlagen’ en mag niet meer
bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal
bouwlagen’.
h De
maximale bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van
het maximum aantal bouwlagen + 5 m.
i Hoofdgebouwen
dienen te worden voorzien van een kapconstructie, waarvan de dakhelling niet
minder mag bedragen dan 35° en niet meer dan 60°.
Voor het bouwen van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de
voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
b Bij
hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór
het verlengde van de voorgevellijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
c De
gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor zover
gesitueerd achter de achtergevellijn mag niet meer bedragen dan 60 m².
d De
goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
e De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in niet naar de weg gekeerde
perceelsgrenzen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat voor de
voorgevellijn geen bouwwerken mogen worden opgericht.
b Op
gronden met een naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens (hoeksituaties)
mag de afstand van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot de zijdelingse
perceelsgrens niet minder bedragen dan 3 m.
c Carports/overkappingen
mogen uitsluitend achter de voorgevellijn worden gebouwd, met dien verstande
dat:
1 de
bebouwde oppervlakte aan overkappingen niet meer mag bedragen dan 30 m2.
2 de
bouwhoogte van een overkapping niet meer mag bedragen dan 3 m.
d De
bouwhoogte van openbare verlichting en vlaggenmasten achter de voorgevellijn
mag niet meer bedragen dan 8 m.
e De
bouwhoogte van antennes en antennemasten achter de voorgevellijn mag niet meer bedragen
dan 12 m.
f De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen
dan 3 m.
a Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van bebouwing.
b De
onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van
en ter voorkoming van de aantasting van de waardevolle elementen en structuren
en de bestaande ruimtelijke karakteristiek ingevolge de aanwijzing van
mijnkolonie Treebeek-Haansberg tot beschermd dorpsgezicht.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen:
a van
het bepaalde in lid 7.2.1 onder a, voor een hoger bebouwingspercentage per
bouwperceel, met dien verstande dat:
1 het
bebouwingspercentage op bouwpercelen met patiowoningen niet meer mag bedragen
dan 75% en het hoofdgebouw tevens in afwijking van 7.2.2. onder f niet dieper
mag zijn dan 20 m;
2 het
bebouwingspercentage op overige bouwpercelen niet meer mag bedragen dan 60%.
b van
het bepaalde in lid 7.2.3 onder c, voor een groter oppervlak aan aan- en
uitbouwen en bijgebouwen, mits:
1 het
bouwperceel voor niet meer dan 50% wordt bebouwd. Indien al gebruik is gemaakt
van de ontheffing onder a, mag het bouwperceel voor niet meer worden bebouwd
dan waarvoor al ontheffing is verleend;
2 de
vergroting van de toegestane oppervlakte geen onevenredige hinder qua bezonning
en uitzicht veroorzaakt voor omliggende buurpercelen;
3 de
totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen achter de
achtergevellijn niet meer bedraagt dan 70 m2.
c van
het bepaalde in lid 7.2.4 onder a voor de bouw van erfafscheidingen voor de
voorgevellijn, met dien verstande dat:
1 de
karakteristiek van het ‘tuindorp’ niet wordt aangetast;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m;
d van
het bepaalde in lid 7.2.4 onder b voor erfafscheidingen hoger dan 1 m op een
afstand van minder dan 3 m van een naar de weg gekeerde zijdelingse
perceelsgrens, met dien verstande dat:
1 de
afstand tot de voorgevellijn niet minder bedraagt dan 3 m;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,8 m;
3 erfafscheidingen
binnen 2 m van de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens uitgevoerd
worden in een geheel open gaas- en/of draadconstructie of een combinatie van
een open of dichte constructie, waarbij de hoogte van de dichte constructie
niet meer dan 1 m mag bedragen.
e van
het bepaalde in lid 7.2.4 onder d en e voor de bouw van een vlaggenmast of
antennemast voor de voorgevellijn, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 5 m.
a Binnen
de bestemming ‘Wonen-1’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen
toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de
volgende bepalingen van toepassing zijn:
1 De
omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 35 m².
2 De
woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven.
3 Het
gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het
verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
4 Detailhandel
is niet toegestaan.
5 De
activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
6 Het
woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.
7 De belangen
van derden mogen niet onevenredig worden aangetast.
b Parkeren
voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw is niet toegestaan, met uitzondering
van parkeren in het openbare gebied en voor garage/carport.
Het is verboden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren op de gronden voor de voorgevellijn van een
hoofdgebouw en een aan het openbaar gebied grenzend zijerf :
a het
kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
Het in lid 7.6.1 vervatte verbod
is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het
normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of
voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 7.6.1 genoemde
vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waardevolle elementen
en structuren en de bestaande ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
De voor ‘Wonen - 2’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b dienstverlenend
bedrijven en/of instellingen op de begane grond;
c aan-huis-verbonden
beroepen;
d tuinen,
erven en verhardingen;
e parkeervoorzieningen;
f groenvoorzieningen;
g water
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h voorzieningen voor verkeer en verblijf;
alsmede voor:
i het
behoud en herstel van de waardevolle elementen en structuren en de bestaande
ruimtelijke karakteristiek ingevolge de aanwijzing van mijnkolonie Treebeek-Haansberg
tot beschermd dorpsgezicht.
Voor het bouwen in het algemeen
geldt de volgende bepaling:
a Het
totale bouwperceel mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a Hoofdgebouwen
mogen uitsluitend in aaneengebouwde vorm worden gebouwd.
b Het
aantal bouwblokken mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de
aanduiding ‘maximum aantal bouwblokken’.
c De
voorgevel van een hoofdgebouw dient, indien sprake is van een woonfunctie op de
begane grond, op 4 m van de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens te worden
gebouwd, met dien verstande dat indien dienstverlenende bedrijven en/of
instellingen op de begane grond worden gesitueerd het hoofdgebouw op 2 m van de
naar de weg gekeerde bestemmingsgrens dient te worden gebouwd.
d Bij
hoekwoningen mag de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder
bedragen dan 3,5 m.
e De
diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m.
f Het
aantal bouwlagen van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan is aangegeven
ter plaatse van de aanduiding ‘minimum aantal bouwlagen’ en mag niet meer
bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal
bouwlagen’.
g De
maximale bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van
het maximum aantal bouwlagen + 5 m.
h Hoofdgebouwen
dienen te worden voorzien van een kapconstructie, waarvan de dakhelling niet
minder mag bedragen dan 35° en niet meer dan 60°.
Voor het bouwen van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Aan-
en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de
voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
b Bij
hoekwoningen mogen geen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd vóór
het verlengde van de voorgevellijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
c De
gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover
gesitueerd achter de achtergevellijn mag niet meer bedragen dan 60 m².
d De
goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
e De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in niet naar de weg gekeerde
perceelsgrenzen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat voor de
voorgevellijn geen bouwwerken mogen worden opgericht.
b Op
gronden met een naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens (hoeksituaties)
mag de afstand van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot de zijdelingse
perceelsgrens niet minder bedragen dan 3 m.
c Carport/overkappingen
mogen uitsluitend achter de voorgevellijn worden gebouwd, met dien verstande
dat:
1 de
bebouwde oppervlakte aan overkappingen niet meer mag bedragen dan 30 m2.
2 de
bouwhoogte van een overkapping niet meer mag bedragen dan 3 m.
d De
bouwhoogte van openbare verlichting en vlaggenmasten achter de voorgevellijn
mag niet meer bedragen dan 8 m.
e De
bouwhoogte van antennes en antennemasten achter de voorgevellijn mag niet meer
bedragen dan 12 m.
f De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen
dan 3 m.
a Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de
afmetingen van bebouwing.
b De
onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van
en ter voorkoming van de aantasting van de waardevolle elementen en structuren
en de bestaande ruimtelijke karakteristiek ingevolge de aanwijzing van
mijnkolonie Treebeek-Haansberg tot beschermd dorpsgezicht.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen:
a van
het bepaalde in lid 8.2.1 onder a, voor een hoger bebouwingspercentage per
bouwperceel, met dien verstande dat:
1 het
bebouwingspercentage op bouwpercelen met patiowoningen niet meer mag bedragen
dan 75% en het hoofdgebouw tevens in afwijking van 8.2.2. onder e niet dieper
mag zijn dan 20 m;
2 het
bebouwingspercentage op overige bouwpercelen niet meer mag bedragen dan 60%.
b van
het bepaalde in lid 8.2.3 onder c, voor een groter oppervlak aan aan- en
uitbouwen en bijgebouwen, mits:
1 het
bouwperceel voor niet meer dan 50% wordt bebouwd. Indien al gebruik is gemaakt
van de ontheffing onder a, mag het bouwperceel voor niet meer worden bebouwd
dan waarvoor al ontheffing is verleend;
2 de
vergroting van de toegestane oppervlakte geen onevenredige hinder qua bezonning
en uitzicht veroorzaakt voor omliggende buurpercelen;
3 de
totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen achter de
achtergevellijn niet meer bedraagt dat 70 m2.
c van
het bepaalde in lid 8.2.4 onder a voor de bouw van erfafscheidingen voor de
voorgevellijn, met dien verstande dat:
1 de
karakteristiek van het ‘tuindorp’ niet wordt aangetast;
2 de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 m;
d van
het bepaalde in lid 8.2.4 onder b voor erfafscheidingen hoger dan 1 m op een afstand
van minder dan 3 m van een naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens, met
dien verstande dat:
1 de
afstand tot de voorgevellijn minimaal 3 m bedraagt;
2 de
bouwhoogte niet meer dan 1,8 m bedraagt;
3 erfafscheidingen
binnen 2 m van de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens uitgevoerd
worden in een geheel open gaas- en/of draadconstructie of een combinatie van
een open of dichte constructie, waarbij de hoogte van de dichte constructie
niet meer dan 1 m mag bedragen.
e van
het bepaalde in lid 8.2.4 onder d en e voor de bouw van een vlaggenmast of
antennemast voor de voorgevellijn, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 5 m.
a Binnen
de bestemming ‘Wonen-2’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen
toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de
volgende bepalingen van toepassing zijn:
1 De
omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 35 m².
2 De
woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven.
3 Het
gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het
verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
4 Detailhandel
is niet toegestaan.
5 De activiteit
wordt uitgeoefend door de bewoner.
6 Het
woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.
7 De
belangen van derden mogen niet onevenredig worden aangetast.
b Parkeren
voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw is niet toegestaan, met uitzondering
van parkeren in het openbare gebied.
Het is verboden zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten
uitvoeren op de gronden voor de voorgevellijn van een hoofdgebouw en een aan
het openbaar gebied grenzend zijerf :
a het
kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
Het in lid 8.6.1 vervatte verbod
is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het
normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of
voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 8.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden
verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het
herstel en de ontwikkeling van waardevolle elementen en structuren en de
bestaande ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
De voor ‘Leiding-Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve
voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a de
aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse
gastransportleidingen.
In afwijking van hetgeen elders
in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen
van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend
worden gebouwd:
a bouwwerken
voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse gastransportleidingen tot
een maximale bouwhoogte van 3 m.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a van
het bepaalde in 9.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van
deze gronden, met dien verstande dat:
1 het
behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de gasleiding dient te
zijn gewaarborgd;
2 burgemeester
en wethouders schriftelijk advies dienen te hebben ingewonnen bij de
betreffende leidingbeheerder.
Het is verboden op de gronden met
de bestemming ‘Leiding-Gas’ zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten
uitvoeren:
a het
aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b het
uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c het
uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
d het
aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
e het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren
van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
Het in lid 9.4.1 vervatte verbod
is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig
de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip
van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
a De in lid 9.4.1 genoemde vergunning kan
slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de
continuïteit van de gasleiding zijn gewaarborgd.
b Alvorens te beslissen omtrent een
vergunning als bedoeld in dit lid sub 9.4.1 winnen burgemeester en wethouders
advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
a Ondergronds
bouwen is overal toegestaan.
b De
verticale diepte mag niet meer bedragen dan 5 m beneden peil.
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van
de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:
a gebruik
van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een
seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b het
gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als
afhankelijke woonruimte.
Bij de inrichting van het plangebied dient voor parkeren
rekening te worden gehouden met de volgende parkeernormen:
eengezinswoningen |
1,55 parkeerplaatsen per woning |
multi-categorale woningen |
1,55 parkeerplaatsen per woning |
patiowoningen |
1,25 parkeerplaatsen per woning |
(zorg)appartementen |
1,30 parkeerplaatsen per woning |
centrumvoorziening |
1,50 parkeerplaatsen per 60 m2 bvo |
maatschappelijke voorziening |
1,50 parkeerplaatsen per 50 m2 bvo |
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van
het bepaalde in 12.1 onder b en toestaan dat een bijgebouw bij een woning wordt
gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
a een dergelijke
bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt mantelzorg;
b er
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen
waaronder die van omwonenden en bedrijven;
c de
afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt
ingepast;
d Burgemeester
en wethouders de ontheffing intrekken, indien de bij het verlenen van de
ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer
aanwezig is.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van
het bepaalde in 12.2 met betrekking tot de parkeernorm voor zorgappartementen
en de maatschappelijke voorziening, mits:
a de
afwijking van de norm niet meer bedraagt dan 25 %;
b de
parkeerbalans in de omgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:
a van
de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan
10% van die maten, afmetingen en percentages.
b van
deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de
aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de
verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c van
deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden,
indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d van
deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve
van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de
bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te
stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
2 de
bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
e van
deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1 ten
behoeve antennemasten tot niet meer dan 40 m;
2 ten
behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
f van
deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten
behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor
plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers,
lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
1 de
maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het
betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2 de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane
bouwhoogte van het betreffende gebouw.
g van
deze regels en toestaan dat een bouwgrens of een bestemmingsgrens wordt
overschreden ten behoeve van de realisering van balkons en/of luifels aan
hoofdgebouwen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarde:
1 De
overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
Met betrekking tot de voorbereiding van een ontheffing ingevolge
artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders,
geldt de volgende procedure:
a Het
voornemen wordt gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad.
b Het
voornemen ligt vervolgens vier weken ter inzage op het gemeentehuis.
c Gedurende
de periode van de ter-inzage-legging kunnen belanghebbenden schriftelijk hun
zienswijze kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders.
d Na
afloop van de termijn van de ter-inzage-legging beslissen burgemeester en
wethouders omtrent ontheffing.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van
onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in
artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de
volgende onderwerpen:
a de
richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige
bepalingen;
b de
bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c de
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d het
bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e de
ruimte tussen bouwwerken.
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen,
wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de
ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
Indien op gronden een enkelvoudige bestemming samenvalt
met een dubbele bestemming, geldt primair het bepaalde met betrekking tot de
dubbele bestemming.
a Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of
veranderd;
2 na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar
na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing
verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een
bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken
die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar
zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan,
daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige
gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen
in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar
wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik
dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Treebeek-Centrum.