Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Renaturering Rode Beek
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0899.BPRenatureringRB-VA01

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.1.1 Doeleinden

 
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

7.1.2 Bestemmingen en aanduidingen

 
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 13.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Bouwverbod

 
Op de voor 'Waarde - Archeologie' bestemde grond mag niet worden gebouwd.

7.2.2 Uitzondering

 
Het bepaalde in artikel 7 lid 2.1 is niet van toepassing indien:
  1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet worden uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
  3. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m² beslaat;
  4. de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m² beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.3.1 Afwijken ten behoeve van grotere bodemingrepen

 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 2.1, mits de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
  1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  2. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zo veel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel:
  3. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

7.3.2 Voorwaarden

 
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

7.3.3 Toevalsvondsten

 
Indien het bepaalde in artikel 7 lid 3.2 sub c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4.1 Vergunningplicht

 
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

7.4.2 Uitzonderingen

 
Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 7 lid 4.1 is niet vereist indien:
  1. de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven / booronderzoek);
  2. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
  3. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m² beslaat;
  4. de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m² beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
  5. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.

7.4.3 Toelaatbaarheid

 
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 4.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
  1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  2. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zo veel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel:
  3. nadat door nader archeologische onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

7.4.4 Voorwaarden

 
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

7.4.5 Toevalsvondsten

 
Indien het bepaalde in artikel 7 lid 4.4 sub c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

7.5.1 Vergunningplicht

 
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.

7.5.2 Uitzonderingen

 
Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 7 lid 5.1 is niet vereist indien:
  1. de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  2. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m² beslaat;
  3. de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m² beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.

7.5.3 Toelaatbaarheid

 
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 5.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
  1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  2. schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zo veel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  3. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.

7.5.4 Voorwaarden

 
Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

7.5.5 Toevalsvondsten

 
Indien het bepaalde in artikel 7 lid 5.4 sub c van toepassing is, wordt in de voorschriften tevens geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.