direct naar inhoud van Artikel 9 Natuur
Plan: Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0899.BVObedrterreinen-VA01

Artikel 9 Natuur

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Doeleinden

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • b. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. natuureducatie;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. beschoeiingen;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
9.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 26.1.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
  • b. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  • c. behorende tot de recreatieve voorzieningen, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;
  • d. behorende tot het straatmeubilair;
  • e. ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water,

onder de voorwaarden dat:

    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 2,00 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 meter bedraagt.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.2.1 ten behoeve van:

  • a. gebouwen en overkappingen ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 10 m² bedraagt en de hoogte maximaal 3,00 m bedraagt;
  • b. observatiehutten voor natuur- en educatieve doeleinden, met dien verstande dat de oppervlakte per hut maximaal 10 m² bedraagt en de hoogte maximaal 10,00 meter bedraagt;
  • c. nestpalen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 10,00 m bedraagt;

onder voorwaarden dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 4. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;
    • 5. de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. voor sport- of wedstrijdterreinen, kampeer- of caravanterreinen, campings en zwemgelegenheden;
  • b. voor het beproeven van voertuigen, het beoefenen van de motorsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen;
  • c. voor het racen of crossen met motorrijtuigen of bromfietsen;
  • d. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • f. voor het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie;
  • g. voor het gebruik ten behoeve van horecadoeleinden;
  • h. voor het gebruik ten behoeve van detailhandel.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Natuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van de bodemstructuur, waaronder het ophogen, afgraven en egaliseren van gronden met meer dan 0,20 m;
  • b. het aanbrengen van opgaande beplantingen, zoals bosschages, houtwallen en singels;
  • c. het verwijderen van opgaande beplantingen, zoals bosschages, houtwallen en singels;
  • d. het dempen, graven en/of uitdiepen van sloten, vaarten, poelen en daarmee gelijk te stellen waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van walbeschoeiingen;
  • f. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief medegebruik;
  • g. het verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie en / of telecommunicatieleidingen;
  • i. het aanbrengen dan wel wijzigen van drainagesystemen;
  • j. het verrichten van exploratieboringen en / of seismologisch onderzoek.
9.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 9.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
  • c. werken of werkzaamheden die deel uitmaken van de activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een beheersplan zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheerverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
9.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 9.5.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 9.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

9.5.4 Inwinnen advies bevoegd waterschapsgezag

In de volgende gevallen vraagt het bevoegd gezag advies aan het ter plaatse bevoegde waterschapsgezag, alvorens de in artikel 9.5.1 genoemde vergunning te verlenen:

  • a. wanneer er sprake is van een toename van verhard oppervlak groter dan 750 m²;
  • b. wanneer gronden worden afgegraven met als doel permanent oppervlaktewater met een oppervlakte groter dan 750 m² te realiseren.