direct naar inhoud van Regels
Plan: Woongebied 2e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0899.BVOwoongebiedherz2-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 beheersverordening;

de beheersverordening 'Woongebied 2e herziening' van de gemeente Brunssum, bestaande uit de geometrisch bepaalde objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0899.BVOwoongebiedherz2-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.2 aanbouw;

een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt. Een aanbouw wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.3 aanduiding;

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens;

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden beroep;

het uitoefenen van een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, therapetisch, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de daarbij behorende gebouwen kunnen worden uitgeoefend.

1.6 aanduiding;

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens;

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtererfgebied;

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.9 achterpad;

het pad aan de achterzijde van een woning dat bij de oorspronkelijke bouw bij de woning aanwezig was.

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren waarbij ondergeschikte detailhandel in zelfvoortgebrachte producten en niet-agrarische activiteiten op kleinschalig niveau, welke ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsvoering, worden geacht tot de agrarische bedrijfsvoering te behoren.

1.11 ander bouwwerk;

bouwwerk geen gebouw zijnde, zonder dak. Een bouwwerk geen gebouw zijnde met dak wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.12 bebouwing;

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage;

het oppervlak dat maximaal met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden vlak.

1.14 Bed & Breakfast;

een aan de woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, echter zonder dat anderszins sprake is van horeca. Onder Bed & Breakfast vallen in ieder geval niet overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.15 bedrijfsgebouw;

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.16 bedrijfsmatige activiteiten aan huis;

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten gericht op consumentverzorging c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend. Het verkopen en/of leveren van goederen, die rechtstreeks verband houden met het ambacht, mag alleen als ondergeschikte nevenactiviteit plaatsvinden.

1.17 bedrijfsvloeroppervlak;

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.18 bedrijfswoning;

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

1.19 begane grond;

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.20 bestaand;
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van de verordening legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van de verordening legaal bestaat, danwel nadien in gebruik kan worden genomen krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.21 bestemmingsgrens;

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak;

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bevoegd gezag;

het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Brunssum.

1.24 bijbehorend bouwwerk;

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.25 bijgebouw;

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.26 bouwen;

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.27 bouwgrens;

de grens van een bouwvlak.

1.28 bouwlaag;

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.29 bouwvlak;

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk;

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 carport;

een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande (bedrijfs)woning of een bestaand woongebouw, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor motorvoertuigen, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door de (bedrijfs)woning of daarbij behorende bijgebouwen en/of ondersteuningen van de overkapping. Een carport wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.32 coffeeshop;

een bedrijf dat tot doel heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaats, dan wel van hulpmiddelen om deze stoffen zelf te produceren. Als nevenactiviteit is sprake vam het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor consumptie ter plaatse.

1.33 dakkapel;

een in het dakvlak uitspringend venster (uitbouw) dat het hellende dakvlak onderbreekt.

1.34 dakopbouw;

uitbreiding van de woning waarbij een (gedeeltelijke) verdieping bovenop de woning wordt aangebracht, waarmee een nieuwe ruimte wordt gecreëerd of een bestaande ruimte wordt vergroot. Dit resulteert in een wijziging van de vorm en het profiel van het dak, waarbij de bestaande bouw- of goothoogte meestal wordt verhoogd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0899.BVOwoongebiedherz2-VA01_0003.png"

Verschillende vormen van dakopbouw

1.35 detailhandel;

het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder mede begrepen het uitstallen ter verkoop, verkopen en/of afleveren van goederen aan degenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps of bedrijfsactiviteit.

1.36 dienstverlening;

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. De commerciële uitoefening van maatschappelijke functies wordt hieronder ook begrepen.

1.37 erf;

al dan niet bebouwd perceel exclusief hoofdgebouw, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover de beheersverordening die inrichting niet verbiedt.

1.38 erfafscheiding;

bouwwerk ten behoeve van de afbakening van een erf.

1.39 erftoegangsweg;

een weg met een verblijfsfunctie, bestemd voor het toegankelijk maken van percelen en die gekenmerkt wordt door het ontbreken van rijbaanscheiding en een scheiding van snel- en langzaam verkeer.

1.40 erker;

ondergeschikte toevoeging van maximaal één bouwlaag aan de gevel van een gebouw. Een erker wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk. Een erker wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.41 escortbedrijf;

een exploitant of beheerder die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die niet ter plekke wordt uitgevoerd (escortservices, bemiddelingsbureau's en dergelijke), waarbij uitgesloten het gebruik als vergaderruimte, verzamelplaats, kantine, wachtruimte, of iets van dien aard, voor en/of door prostituees of klanten;

1.42 fruitteelt;

een agrarische bedrijfsactiviteit, gericht op het voortbrengen van (fruit)producten door middel van het telen van fruitgewassen waarbij gebruik wordt gemaakt van open grond.

1.43 garage(box);

een stallingsruimte hoofdzakelijk bedoeld voor het stallen van een auto, motor of ander vervoermiddel op het maaiveld (niet onder de grond), alsmede een berg- en/of bewaarplaats voor niet bedrijfsmatige opslag van particuliere goederen.

1.44 gebiedsontsluitingsweg;

een weg die zowel doorstroming als uitwisseling tot doel heeft en gekenmerkt wordt door scheiding van snel- en langzaamverkeer (parallelle fietspaden) en gelijkvloerse kruisingen.

1.45 gebouw;

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.46 geluidszoneringsplichtige inrichting;

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging, in een bestemmingsplan of beheersverordening een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.47 groothandel;

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfs- of beroepsactiviteit.

1.48 grow-producten;

verzamelnaam voor producten welke gebruikt worden voor de kweek van hennep zoals onder andere meststoffen, zaden, groeilampen, ventilatoren, lectuur.

1.49 growshop;

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan, het exploiteren, uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van grow-producten.

1.50 head-producten;

verzamelnaam voor producten welke verwant zijn aan de hasj-cultuur zoals onder andere waterpijpen, vloeipapier, cocaïnedoosjes en versnijdingsmiddelen zoals cafeïne.

1.51 headshop;

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan, het exploiteren, uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van head-producten.

1.52 hoofdgebouw;

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.53 horeca(bedrijf);

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

De horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  • Categorie 1: lichte horeca

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend ( vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandelfunctie verwante horeca, bijvoorbeeld:

- automatiek;

- broodjeszaak;

- cafetaria;

- croissanterie;

- koffiebar;

- lunchroom;

- ijssalon;

- snackbar;

- tearoom;

- traiteur.

1b. Overige lichte horeca, bijvoorbeeld:

- bistro;

- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);

- hotel;

1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, bijvoorbeeld:

- bedrijven genoemd onder 1a. en 1b. met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 250 m2;

- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrive).

  • Categorie 2: middelzware horeca

Bedrijven, die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, bijvoorbeeld:

- bar;

- bierhuis;

- biljartcentrum;

- café;

- proeflokaal;

- shoarma/grillroom;

- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/ dansevenementen).

 

  • Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers trekken en daardoor grote hinder voor de omgeving kunnen veroorzaken, bijvoorbeeld:

- dancing;

- discotheek

- nachtclub;

- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/ dansevenementen.

1.54 kantoor;

een ruimte die of gebouw dat door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard ten behoeve van derden, zonder baliefunctie.

1.55 luifel;

een niet zelfstandig dragende horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een constructie tegen weersinvloeden tegen de muur van een gebouw aangebracht meestal boven een deur, raampartij of gehele pui. Een luifel wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.56 maatschappelijke voorzieningen;

(niet commerciële) educatieve, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.57 nokverhoging;

vergroting van de ruimte onder een zadeldak, waarbij het voordakvlak wordt verlengd en de nok hoger en verder naar achter komt te liggen. Aan de achterkant wordt een nieuwe goot gecreëerd, met tussen die goot en het dakvlak een kozijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0899.BVOwoongebiedherz2-VA01_0004.png"

Nokverhoging

1.58 nutsvoorzieningen;

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, bemalingsinstallaties, gemalen, telefooncellen, bluswatervoorzieningen en zendmasten.

1.59 onderbouw;

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.60 openbaar toegankelijk gebied;

een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.61 overkapping;

een op de grond staand bouwwerk geen gebouw zijnde van één bouwlaag, voorzien van een gesloten dak zonder wanden. Een overkapping wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.62 peil;
  • 1. voor gebouwen waarvan de voorgevel direct grenst aan een weg: de door de gemeenteraad of burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van de weg ter plaatse van de voorgevel;
  • 2. voor gebouwen waarvan de voorgevel niet direct aan een weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de voorgevel bij voltooiing van de bouw;
  • 3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.63 perceel;

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.64 perceelsgrens;

een grens van een perceel.

1.65 prostitutie;

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Hieronder wordt ook verstaan thuisprostitutie.

1.66 raamprostitutie;

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué(e) tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.67 risicovolle inrichting;

een bedrijf of inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het planologisch toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.68 ruimtelijke kwaliteit;

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.69 seksinrichting;

een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin bedrijfsmatig handelingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden tevens begrepen:

  • een seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin filmvoorstellingen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • een seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en liveshows van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • een sekswinkel: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van seksartikelen.
1.70 serre;

een grotendeels uit glas bestaande uitbouw op de begane grond aan de achterzijde van een huis.

1.71 setback;

een dakopbouw, die gelegen is op tenminste 2.00 meter achter de doorgetrokken voorgevel van een (bedrijfs-)pand met een hoogte van maximaal 3.00 meter. Bij een (bedrijfs)pand met meerdere voorgevels wordt in deze alleen de voorgevel waarin de hoofdtoegang is gelegen, als zodanig aangemerkt.

1.72 smart-producten;

verzamelnaam voor producten met een sterk stimulerende werking. De betreffende producten zoals onder andere herbal, XTC, frisdranken met guarana, producten met efedrine en paddo's kunnen zijn samengesteld uit meerdere oppeppende psychotrope stoffen.

1.73 smartshop;

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan, het exploiteren, uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van smart-producten.

1.74 speeltuin;

niet openbaar toegankelijke recreatieve voorziening waar al dan niet tegen betaling gebruik kan worden gemaakt van speeltoestellen en daarmee vergelijkbare voorzieningen.

1.75 speelvoorziening;

openbaar toegankelijke voorziening bestaande uit een of meer speeltoestellen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, met de daarbij behorende voorzieningen.

1.76 stedenbouwkundig beeld;

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd beeld.

1.77 straatprostitutie;

het zich in openbaar gebied of in openbare ruimten dan wel in een zich in het openbaar gebied of in openbare ruimten bevindend voertuig, beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander, tegen vergoeding.

1.78 stroomweg;

een weg met een primaire verkeersfunctie, bedoeld voor een zo veel mogelijk conflictvrije afwikkeling van gemotoriseerd verkeer, die gekenmerkt wordt door een fysieke rijbaan-scheiding en ongelijkvloerse kruisingen.

1.79 terras;

min of meer afgescheiden plek in de buitenlucht behorende bij een naast- of nabijgelegen horecabedrijf waar eten en drinken kan worden genuttigd.

1.80 verkoopvloeroppervlakte;

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor het uitstallen van producten ten verkoop en die toegankelijk zijn voor publiek.

1.81 verzorgingsunit;

een bouwwerk, bestaande uit berging en sanitaire voorzieningen, geplaatst op een standplaats.

1.82 volumineuze detailhandel;

detailhandel in volumineuze goederen c.q. goederen die ruimtelijk bezien niet in een centrumgebied thuishoren (zoals auto's of auto-onderdelen, tenten, caravans, meubels, keukens, bouwmaterialen, doe-het-zelf-artikelen, woninginrichting e.d.) en/of detailhandel met een verkoopvloeroppervlak van meer dan 1.500 m².

1.83 voorerfgebied;

erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied.

1.84 voorgevel;

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt. De voorgevel van patio-/kwadrantwoningen is de gevel ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.

1.85 voorgevelrooilijn;

een denkbeeldige lijn ter plaatse van de voorgevel van een gebouw, zoals dat blijkens de verbeelding aanwezig is, en het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen).

1.86 voorkant;

die zijde van een hoofdgebouw waar zich de voorgevel bevindt.

1.87 webshops;

verkoop van goederen zonder dat sprake is van uitstalling ten verkoop en een baliefunctie of anderszins een publieksaantrekkende werking, waarbij uitsluitend contact wordt gelegd via internet en het enkel verzending van goederen vanuit de woning betreft.

1.88 weg;

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.89 wonen;

het houden van verblijf, het huren en tevens (laten) bewonen van kamers of het gehuisvest zijn in een woning, evenwel met uitzondering van woonvormen met een maatschappelijk karakter met intensieve begeleiding.

1.90 woonwagen;

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en dat op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

1.91 woning;

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.92 zomerhuis;

een gebouw dat dient als recreatief woonverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 het bebouwde oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige, vergunningplichtige bouwwerken tezamen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de breedte van de achtergevel of meer dan 50% van de breedte van de overige gevels, is de goot, de druiplijn of het boeiboord van die dakkapel of dakopbouw maatgevend voor het bepalen van de goothoogte.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.10 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:

  • a. de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  • b. de afstand tussen een luifel of een balkon en de openbare weg minimaal 3,5 meter bedraagt;
  • c. de breedte van de luifel of een balkon maximaal 1/3 deel bedraagt van de voorgevel van het aangrenzende hoofdgebouw.
2.11 Dakkapellen:

De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op dakkapellen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voorzien van een plat dak;
  • b. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 meter;
  • c. onderzijde meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet;
  • d. bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok;
  • e. zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak, en
  • f. niet op:
    • 1. een woonwagen,
    • 2. een gebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat slechts voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden, of
    • 3. een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Doeleinden

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in categorie 1 en 2 van de in bijlage 1 genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van risicovolle inrichtingen;
  • b. de bestaande stalling voor voertuigen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'caravanstalling';
  • c. de bestaande garageboxen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'garagebox';
  • d. het bestaande kantoor, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'kantoor';
  • e. een bestaand verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg';
  • f. een bestaand garagebedrijf, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
  • g. volumineuze detailhandel, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'detailhandel volumineus';
  • h. opslag en stalling ter plaatse van het besluitsubvlak 'opslag';
  • i. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijfswoning';

met daaraan ondergeschikt:

  • j. opslag en uitstalling indien dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. tuinen, erven en verhardingen;
  • m. parkeervoorzieningen ten dienste van de bestemming;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde bestemming;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken.
3.2.2 Ondergronds bouwen

Er mag ondergronds worden gebouwd tot een verticale bouwdiepte van maximaal 5 meter.

3.2.3 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak zijn bedrijfsgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat bedrijfswoningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijfswoning';
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat het op de verbeelding met het besluitsubvlak 'maximum bebouwingspercentage' weergegeven maximale bebouwingspercentage voor het gehele bestemmingsvlak niet mag worden overschreden;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal de hoogte die ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale goothoogte' is aangegeven, uitgezonderd in geval van niet-inpandige bedrijfswoningen, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m;
  • d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter;
  • e. de afstand van gebouwen tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter;
  • f. de voorgevel van een bedrijfswoning moet gebouwd worden in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • g. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 850 m³, dan wel zoveel als de inhoud van de bestaande bedrijfswoning, indien deze meer bedraagt dan 850 m³.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Bij een bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd. Hiervoor gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen en overkappingen mogen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij de afstand niet minder mag bedragen dan 2 m;
  • c. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  • e. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • f. de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,2 m;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 75 m² per bedrijfswoning, mits het betreffende bouwperceel voor niet meer dan 50% is bebouwd.
3.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het achtererfgebied bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het achtererfgebied bedraagt maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 9 meter;
  • e. de bouwhoogte van antennemasten bedraagt maximaal 12 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. zelfstandige kantoren (niet behorende bij een bedrijf);
  • b. detailhandelsactiviteiten, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde producten;
  • c. opslag en stalling voor de voorgevelrooilijn en/of opslag niet gerelateerd aan de bedrijfsfunctie;
  • d. handel en opslag van vuurwerk;
  • e. de verkoop van motorbrandstoffen, behoudens ter plaatse van het besluitsubvlak 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • f. de vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1, teneinde bedrijven toe te staan die niet zijn opgenomen in de in Bijlage 1 genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en milieubelasting vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, dan wel bedrijven welke normaliter één categorie zwaarder zijn dan de in de onderscheiden gebieden nieuw toe te laten bedrijven uit de in Bijlage 1 genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar vanwege de specifieke omstandigheden naar aard en milieubelasting daarmee vergelijkbaar zijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden plaats;
  • b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu;
  • c. er is geen sprake van een Bevi-plichtige inrichting.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Doeleinden

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen, met de daarbij behorende voorzieningen.

4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. bebouwing dient binnen het besluitsubvlak 'bouwvlak' te worden opgericht;
  • b. het 'bouwvlak' mag volledig worden bebouwd uitgezonderd ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum bebouwingspercentage', waar het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan het aangeduide percentage;
  • c. de goothoogte van gebouwen en andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 meter, met dien verstande dat ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale goothoogte' de bouwhoogte maximaal de aangeduide goothoogte mag bedragen.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Doeleinden

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca van categorie 1 en 2 uitsluitend op de begane grond;

met daaraan ondergeschikt

  • d. kantoren ten behoeve van de toegestane functies;
  • e. parkeervoorzieningen ten behoeve van de toegelaten functies
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Centrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde bestemming;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken.
5.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken zonder dak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale goothoogte' mag de goothoogte maximaal de aangeduide hoogte bedragen.
5.2.3 Regels buiten de aanduiding 'bouwvlak'

Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend andere bouwwerken zonder dak worden gebouwd.

5.2.4 Andere bouwwerken zonder dak

Voor het bouwen van andere bouwwerken zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. deze mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 6 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mag bedragen;
    • 2. reclamezuilen, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Doeleinden

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • b. parkeervoorzieningen ten behoeve van de toegelaten functies;

met daaraan ondergeschikt

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken zonder dak.
6.2.2 Regels ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken zonder dak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat het bebouwingspercentage op de verbeelding weergegeven met het besluitsubvlak 'maximum bebouwingspercentage' voor het gehele bestemmingsvlak niet mag worden overschreden;
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale goothoogte' mag de goothoogte maximaal de aangeduide hoogte bedragen.
6.2.3 Regels buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak'

Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend andere bouwwerken zonder dak worden gebouwd.

6.2.4 Andere bouwwerken zonder dak

Voor het bouwen van andere bouwwerken zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. deze mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 6 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mag bedragen;
    • 2. reclamezuilen, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen.

Artikel 7 Dienstverlening

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Doeleinden

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • b. parkeervoorzieningen ten behoeve van de toegelaten functies;

met daaraan ondergeschikt

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken zonder dak.
7.2.2 Regels ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen en bijbebehorende bouwwerken en andere bouwwerken zonder dak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat het bebouwingspercentage op de verbeelding weergegeven met het besluitsubvlak 'maximum bebouwingspercentage' voor het gehele bestemmingsvlak niet mag worden overschreden;
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale goothoogte' mag de goothoogte maximaal de aangeduide hoogte bedragen.
7.2.3 Regels buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak'

Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend andere bouwwerken zonder dak worden gebouwd.

7.2.4 Andere bouwwerken zonder dak

Voor het bouwen van andere bouwwerken zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. deze mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 6 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mag bedragen;
    • 2. reclamezuilen, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen.

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Doeleinden

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande detailhandel, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'supermarkt' een supermarkt is toegestaan;
  • b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van het besluitsubvlak 'detailhandel' met dien verstande dat ter plaatse geen supermarkt is toegestaan;
  • c. horeca in de categorieën 1 en 2 uitsluitend op de begane grond;
  • d. dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
  • e. kantoor uitsluitend op de begane grond;
  • f. maatschappelijke doeleinden uitsluitend op de begane grond;
  • g. bestaand wonen, inclusief aan huis verbonden beroepen en bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • h. garageboxen uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'garagebox';
  • i. parkeerterrein uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'parkeerterrein';

met daaraan ondergeschikt:

  • j. tuinen, erven en verharding;
  • k. doeleinden van openbaar nut;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. verkeersdoeleinden;
  • n. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • o. parkeervoorzieningen.
8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken.
8.2.2 Ondergronds bouwen

Er mag ondergronds worden gebouwd tot een verticale bouwdiepte van maximaal 5 meter.

8.2.3 Hoofdgebouwen

Binnen het bouwvlak gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • d. de eerste bouwlaag van een niet-woonfunctie heeft een hoogte van maximaal 4,5 m en bouwlagen op de verdieping hebben een maximale hoogte van 3,2 m;
  • e. een bouwlaag ten behoeve van een woonfunctie heeft een maximale hoogte van 3,2 m;
  • f. de inhoud van een grondgebonden woning is minimaal 225 m3 en maximaal 1000 m3;
  • g. de inhoud van een gestapelde en bovenwoning is minimaal 150 m3;
  • h. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens is bij vrijstaande gebouwen aan twee zijden minimaal 3 m en bij aaneengebouwde gebouwen bij de niet aaneengebouwde zijgevel aan één zijde minimaal 3 m, met dien verstande dat op gronden met een naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens (hoeksituaties) de voorgevelrooilijn van de aan die openbare weg gelegen bebouwing niet overschreden mag worden.
  • i. woningsplitsing en nieuwbouw van woningen anders dan vervangende nieuwbouw is niet toegestaan;
  • j. ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale goothoogte' mag de goothoogte maximaal de aangeduide hoogte bedragen.
8.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen binnen het bouwvlak en in het achtererfgebied worden opgericht, met dien verstande dat de afstand van de bebouwing tot de aan de voorzijde van het hoofdgebouw gelegen voorgevelrooilijn minimaal 2,40 meter en tot het aan de voorzijde van het hoofdgebouw gelegen openbaar gebied minimaal 5 meter bedraagt;
  • b. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 70 m2;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3,2 meter;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. het aantal bouwlagen bedraagt maximaal één, zowel binnen het bouwvlak als in het achtererfgebied;
  • f. het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt 50 met dien verstande dat daar waar het maximale bebouwingspercentage reeds is overschreden de bestaande bebouwing als maximaal bebouwingspercentage dient te worden beschouwd;
  • g. een bijbehorend bouwwerk dient in, of op een minimale afstand van 1 m, van de zijdelingse perceelsgrens te worden geplaatst, met dien verstande dat maximaal 50% van de zijdelingse perceelsgrens bebouwd mag worden;
  • h. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk opgericht tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn bedraagt maximaal 45°.
8.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het achtererfgebied bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het achtererfgebied bedraagt maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 9 meter;
  • e. de bouwhoogte van antennemasten bedraagt maximaal 12 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Algemeen

Onder gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. de verkoop van vuurwerk;
  • b. een discotheek/bar-dancing.
8.3.2 Detailhandel

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel wanneer het perceel gedurende een aaneengesloten periode van twee jaren niet voor detailhandel is gebruikt. In dat geval mag het perceel nog uitsluitend gebruikt worden voor de overgebleven doeleinden ingevolge artikel 8.1.1.

8.3.3 Woningsplitsing

Het is verboden om binnen deze bestemming een woning te splitsen of anderszins een woning toe te voegen.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Doeleinden

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, zoals bermen en beplanting, parken en plantsoenen, waterpartijen speelvoorzieningen, en trapvelden;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. de bijbehorende voet- en fietspaden (waaronder de bestaande individuele perceelsontsluitingen);
  • c. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling.
9.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten dienste van het openbaar nut (nutsvoorzieningen). Een gebouw ten dienste van het openbare nut mag:

  • a. een maximale oppervlakte hebben van 10 m2;
  • b. een maximale goothoogte hebben van 3,2 meter.
9.2.2 Andere bouwwerken

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten behoeve van of in de vorm van:

  • a. de regeling van het verkeer;
  • b. de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  • c. het openbaar nut;
  • d. recreatieve voorzieningen, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;
  • e. straatmeubilair, speelvoorzieningen, culturele kunstwerken en daarmee gelijk te stellen bouwwerken;
  • f. geluidwerende wallen en/of schermen.
9.2.3 Overige regels

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 5 meter bedragen, met uitzondering van:

  • a. voorzieningen voor verlichting en het verkeer, waarvan de bouwhoogte maximaal 9 meter mag bedragen;
  • b. geluidwerende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 7 meter mag bedragen;
  • c. culturele kunstwerken, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen;
  • d. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. restaurant;
  • b. bestaande partycentrum uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van horeca - partycentrum';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
    • 2. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 10.1 genoemde bestemming, uitsluitend binnen het besluitsubvlak 'bouwvlak';
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 10.1 genoemde bestemming, zowel binnen als buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak';

met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.2.2 tot en met 10.2.3.

10.2.2 Hoofdgebouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, geen woning zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouw en bijgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd met dien verstande dat ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum bebouwingspercentage' het perceel maximaal ingevolge dat opgenomen percentage mag worden bebouwd;
  • c. de eerste bouwlaag van een niet-woonfunctie heeft een hoogte van maximaal 4,5 m en bouwlagen op de verdieping hebben een maximale hoogte van 3,2 m;
  • d. de voorgevels worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale goothoogte' mag de goothoogte maximaal de aangeduide hoogte bedragen;
  • f. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10,00 meter, dan wel maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze groter is.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. deze mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 6 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mag bedragen;
    • 2. reclamezuilen, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Doeleinden

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbaar bestuur, dienstverlening van overheidswege, sociale en culturele doeleinden (incl. sportvoorzieningen), godsdienstuitoefening, onderwijs en medische doeleinden, daaronder tevens begrepen bijzondere woonvormen zoals bejaardentehuizen en woonzorgcomplexen;
  • b. horeca ondergeschikt aan en ten dienste van de toegelaten functies;
  • c. wonen uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'wonen';
  • d. sportvelden ter plaatse van het besluitsubvlak 'sport';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en verharding;
  • g. doeleinden van openbaar nut;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. verkeersdoeleinden;
  • j. voorzieningen voor de waterhuishouding.
11.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 11.1 genoemde bestemming;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken.
11.2.2 Ondergronds bouwen

Er mag ondergronds worden gebouwd tot een verticale bouwdiepte van maximaal 5 meter.

11.2.3 Hoofdgebouwen

Binnen het bouwvlak gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd met dien verstande dat ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum bebouwingspercentage' het perceel maximaal ingevolge dat opgenomen percentage mag worden bebouwd;
  • c. woningsplitsing en nieuwbouw van woningen anders dan vervangende nieuwbouw is niet toegestaan;
  • d. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • e. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak bedraagt maximaal de hoogte die ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale goothoogte' is aangegeven.
11.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen binnen het bouwvlak en in het achtererfgebied worden opgericht, met dien verstande dat de afstand van de bebouwing tot de aan de voorzijde van het hoofdgebouw gelegen voorgevelrooilijn minimaal 2,40 meter en tot het aan de voorzijde van het hoofdgebouw gelegen openbaar gebied minimaal 5 meter bedraagt;
  • b. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 70 m2;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3,2 meter;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. de goothoogte van een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal de hoogte die ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale goothoogte' is opgenomen;
  • f. het maximale bebouwingspercentage mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan hetgeen op de verbeelding is aangegeven;
  • g. de afstand van het bijbehorende bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande hoofdgebouwen: aan twee zijden minimaal 3 meter;
    • 2. bij twee-aaneengesloten hoofdgebouwen: aan de niet aaneengebouwde zijde van het hoofdgebouw minimaal 3 meter;
    • 3. bij aaneengebouwde hoofdgebouwen: aan de niet aaneengebouwde zijde van de eindgebouwen minimaal 3 meter;
    • 4. gestapeld: aan twee zijden minimaal 3 meter.
11.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het achtererfgebied bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het achtererfgebied bedraagt maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 9 meter;
  • e. de bouwhoogte van antennemasten bedraagt maximaal 12 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter.
11.2.6 Regels het besluitsubvlak 'sport'

Voor het bouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'sport' gelden in afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.3, artikel 11.2.4 en artikel 11.2.5 de volgende regels:

  • a. binnen het besluitsubvlak 'sport' geldt een bebouwingspercentage van maximaal 2%;
  • b. de bouwhoogte van tribune en observatiepost bedraagt maximaal 8 meter;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van ballenvangers bedraagt maximaal 7 meter;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 16 meter.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Algemeen

Onder gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. zelfstandige horeca;
  • b. zelfstandige woonfunctie.

Artikel 12 Maatschappelijk - begraafplaats

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk - begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. begraafplaats;
  • b. religieuze doeleinden;
  • c. urnenmuur;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. groenvoorzieningen;
    • 2. ontsluitings- en parkeervoorzieningen, waaronder begrepen wegen en paden;
    • 3. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk - begraafplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:g

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 12.1 genoemde bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de in artikel 12.1 genoemde bestemming
  • c. met inachtneming van het bepaalde in artikel 12.2.2 tot en met 12.2.3.
12.2.2 Regels ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken worden opgericht
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage op de verbeelding aangeduid als het besluitsubvlak 'maximum bebouwingspercentage' niet mag worden overschreden;
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale goothoogte' mag de goothoogte maximaal de aangeduide hoogte bedragen.
12.2.3 Regels buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak'

Buiten het 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. buiten het 'bouwvlak' mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een hoogte van maximaal 3,00 meter, met uitzondering van gedenktekens die maximaal 8 meter mogen zijn;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. en het bepaalde in artikel 12.2.2 mogen gebouwen met een goothoogte van maximaal 3,2 meter worden gebouwd anders dan ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak', tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m2;
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale goothoogte' mag de goothoogte maximaal de aangeduide hoogte bedragen.

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • b. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden;
  • c. bestaand agrarisch gebruik;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. natuureducatie;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. beschoeiingen;
  • g. parkeervoorzieningen en bestaande wegen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
13.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:

  • a. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
  • b. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
  • c. behorende tot de recreatieve voorzieningen, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;
  • d. behorende tot het straatmeubilair;
  • e. ten behoeve van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water,

onder de voorwaarden dat:

    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 2,00 meter bedraagt.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.1 ten behoeve van:

  • a. gebouwen en overkappingen ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 10 m² bedraagt en de hoogte maximaal 6,00 m bedraagt;
  • b. observatiehutten voor natuur- en educatieve doeleinden, met dien verstande dat de oppervlakte per hut maximaal 10 m² bedraagt en de hoogte maximaal 10,00 meter bedraagt;
  • c. nestpalen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 10,00 m bedraagt;

onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. de verkeersveiligheid;
  • 2. de milieusituatie;
  • 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • 4. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;
  • 5. de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. voor sport- of wedstrijdterreinen, kampeer- of caravanterreinen, campings en zwemgelegenheden;
  • b. voor het beproeven van voertuigen, het beoefenen van de motorsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen;
  • c. voor het racen of crossen met motorrijtuigen of bromfietsen;
  • d. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • f. voor het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie;
  • g. voor het gebruik ten behoeve van horecadoeleinden;
  • h. voor het gebruik ten behoeve van detailhandel.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Natuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van de bodemstructuur, waaronder het ophogen, afgraven en egaliseren van gronden met meer dan 0,20 m;
  • b. het aanbrengen van opgaande beplantingen, zoals bosschages, houtwallen en singels;
  • c. het verwijderen van opgaande beplantingen, zoals bosschages, houtwallen en singels;
  • d. het dempen, graven en/of uitdiepen van sloten, vaarten, poelen en daarmee gelijk te stellen waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van walbeschoeiingen, niet zijnde bouwwerken;
  • f. het aanleggen van een helofytenfilter;
  • g. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief medegebruik;
  • h. het verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie en / of telecommunicatieleidingen;
  • j. het aanbrengen dan wel wijzigen van drainagesystemen;
  • k. het verrichten van exploratieboringen en / of seismologisch onderzoek.
13.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 13.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
  • c. werken of werkzaamheden die deel uitmaken van de activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een beheersplan zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheerverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
13.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 13.5.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 13.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

13.5.4 Inwinnen advies bevoegd waterschapsgezag

In de volgende gevallen vraagt het bevoegd gezag advies aan het ter plaatse bevoegde waterschapsgezag, alvorens de in artikel 13.5.1 genoemde vergunning te verlenen:

  • a. wanneer er sprake is van een toename van verhard oppervlak groter dan 750 m²;
  • b. wanneer gronden worden afgegraven met als doel permanent oppervlaktewater met een oppervlakte groter dan 750 m² te realiseren.

Artikel 14 Recreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Doeleinden

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. speelvoorzieningen (waaronder speeltuin, trapveldjes en andere kleinschalige sportvoorzieningen) met bijbehorende voorzieningen en accommodaties, een en ander met de daarbij behorende lichte horeca in de vorm van een verkooppunt van snoep- en drinkwaren, uitsluitend voor zover deze ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de toegelaten functies;
  • b. volkstuinen en jeu-de-boules banen met bijbehorende voorzieningen en accomodaties ter plaatse van het besluitsubvlak 'volkstuin';
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. doeleinden van openbaar nut;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. parkeervoorzieningen en verkeersdoeleinden ten behoeve van de toegelaten functies.
14.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 14.1 genoemde bestemming, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak';
  • b. andere bouwwerken, zoals speelvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de sportbeoefening, culturele kunstwerken en erfafscheidingen.
14.2.2 Regels ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale goothoogte' mag de goothoogte maximaal de aangeduide hoogte bedragen, met dien verstande dat indien geen besluitsubvlak 'maximale goothoogte' is opgenomen de bestaande goothoogte als maximum geldt.
14.2.3 Regels buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak

Buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. en het bepaalde in artikel 14.2.1 mogen ter plaatse van het besluitsubvlak 'volkstuin' per volkstuin 1 berging met een oppervlakte van maximaal 5 m2 en 1 hobbykas met een oppervlakte van maximaal 10 m2 beiden met een maximale bouwhoogte van 3 meter worden gebouwd, met dien verstande dat bij de vaststelling van deze beheersverordening bestaande hiermee in strijd zijnde bouwwerken mogen worden gehandhaafd (waaronder begrepen bestaande bouwwerken ten dienste van de jeu-de-boules banen);
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. en het bepaalde in artikel 14.2.1 mogen gebouwen met een goothoogte van maximaal 3,2 meter worden gebouwd anders dan ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak', tot maximaal het op de verbeelding met het besluitsubvlak 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage dan wel, bij gebreke hiervan, tot maximaal 2% van het bestemmingsvlak.
14.2.4 Andere bouwwerken zonder dak

Voor het bouwen van andere bouwwerken zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 6 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van het besluitsubvlak 'volkstuin' de hoogte van erfafscheidingen maximaal 1 meter mag bedragen;
    • 2. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte bij sportvelden maximaal 16 meter en voor het overige maximaal 9 meter mag bedragen;
    • 3. culturele kunstwerken, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Doeleinden

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvelden of een sportpark met bijbehorende voorzieningen en accommodaties, een en ander met de daarbij behorende horeca uitsluitend voor zover deze ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de toegelaten functies;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. doeleinden van openbaar nut;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. parkeervoorzieningen en verkeersdoeleinden ten behoeve van de toegelaten functies.
15.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 15.1 genoemde bestemming, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak';
  • b. andere bouwwerken, zoals voorzieningen ten behoeve van de sportbeoefening en erfafscheidingen.'
15.2.2 Regels ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak

Voor het bouwen ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximale goothoogte' mag de goothoogte maximaal de aangeduide hoogte bedragen, met dien verstande dat indien geen 'maximale goothoogte' is opgenomen de goothoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van de bestaande bebouwing.
15.2.3 Regels buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak'

Buiten het besluitsubvlak 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de sportvelden en tribunes (al dan niet met overkapping) met een maximale hoogte van 8 meter worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. en het bepaalde in artikel 15.2.1 mogen gebouwen met een goothoogte van maximaal 3,2 meter worden gebouwd anders dan ter plaatse van het besluitsubvlak 'bouwvlak', tot maximaal het op de verbeelding met het besluitsubvlak 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage dan wel, bij gebreke hiervan, tot maximaal 2% van het bestemmingsvlak.
15.2.4 Andere bouwwerken zonder dak

Voor het bouwen van andere bouwwerken zonder dak gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 8 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 2. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte bij sportvelden maximaal 16 meter en voor het overige maximaal 9 meter mag bedragen;
    • 3. ballenvangers, waarvan de bouwhoogte maximaal 7 meter mag bedragen.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Doeleinden

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. stroomwegen;
  • b. gebiedsontsluitingswegen;

met daarbij behorende:

  • c. langzaam-verkeervoorzieningen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. viaducten, bruggen en andere kunstwerken, waaronder kunstwerken voor kruisingen met wegverkeer;
  • f. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. bluswatervoorzieningen.
16.1.2 Dubbelbestemming en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd.

16.2.1 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 8 meter bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
    • 2. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 9 meter mag bedragen.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Doeleinden

Op de voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water(lopen) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. bermen, taluds en kademuren;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. bruggen, duikers en andere kunstwerken voor kruisingen met (weg)verkeer, alsmede culturele kunstwerken en waterornamenten.
17.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de andere bouwwerken alleen mogen worden gebouwd ten behoeve van de waterbeheersing, de verbinding van oevers of in de vorm van ornamenten en culturele kunstwerken e.d.;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken maximaal 5 meter mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van culturele kunstwerken maximaal 10 meter mag bedragen.

Artikel 18 Wonen - 1

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Doeleinden

De voor ' Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen, waarbij de volgende bebouwingskarakteristiek moet worden aangehouden: ter plaatse van het besluitsubvlak;
    • 1. 'aaneengebouwd' : aaneengebouwde woningen;
    • 2. 'gestapeld': gestapelde woningen;
    • 3. 'twee-aaneen': twee-aaneen gebouwde woningen;
    • 4. 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
    • 5. vrijstaand met het besluitsubvlak 'specifieke bouwaanduiding - groene kamers': vrijstaande woningen waarbij een afstand wordt aangehouden van minimaal 7 meter tot de meest naar het zuiden gerichte zijdelingse perceelsgrens;
    • 6. vrijstaand met het besluitsubvlak 'specifieke bouwaanduiding - bos': vrijstaande woningen waarbij een afstand wordt aangehouden van 5 meter tot enige perceelsgrens;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

  • b. bestaande detailhandel, ter plaatse van het besluitsubvlak 'detailhandel';
  • c. bestaande horeca, ter plaatse van het besluitsubvlak 'horeca';
  • d. bestaande bedrijfsdoeleinden, ter plaatse van het besluitsubvlak 'bedrijf';
  • e. bestaande recreatie-inrichtingen, ter plaatse van het besluitsubvlak 'recreatie';
  • f. een bestaand kantoor, ter plaatse van het besluitsubvlak 'kantoor';
  • g. bestaande dienstverlening, ter plaatse van het besluitsubvlak 'dienstverlening';
  • h. bestaande maatschappelijke doeleinden, ter plaatse van het besluitsubvlak 'maatschappelijk';
  • i. een bestaande zorginstelling met daaraan gerelateerde medische zorgvoorzieningen, ter plaatse van het besluitsubvlak 'zorginstelling';
  • j. garageboxen, ter plaatse van het besluitsubvlak 'garagebox';
  • k. opslag en stalling, ter plaatse van het besluitsubvlak 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en stalling';

met daaraan ondergeschikt:

  • l. aan huis gebonden beroepen met inachtneming van het bepaalde in artikel 18.4.1'
  • m. parkeervoorzieningen ten dienste van deze bestemming;
  • n. doeleinden van openbaar nut;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • q. ontsluitingswegen en verhardingen.
18.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken.
18.2.2 Ondergronds bouwen

Er mag ondergronds worden gebouwd tot een verticale bouwdiepte van maximaal 5 meter.

18.2.3 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van het besluitsubvlak 'gestapeld' maximaal het aantal bestaande woningen/wooneenheden is toegestaan;
  • d. per bouwvlak is maximaal het bestaande aantal woningen toegestaan;
  • e. woningsplitsing en nieuwbouw van woningen anders dan vervangende nieuwbouw is niet toegestaan;
  • f. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • g. een bouwlaag heeft een hoogte van maximaal 3,2 m;
  • h. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan twee, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van het besluitsubvlak 'maximum aantal bouwlagen';
  • i. de inhoud van een grondgebonden woning bedraagt minimaal 250 m³ en maximaal 1000 m³;
  • j. de inhoud van een gestapelde woning bedraagt minimaal 150 m³ en maximaal 1000 m³.
18.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen binnen het bouwvlak en in het achtererfgebied worden opgericht, met dien verstande dat de afstand van de bebouwing tot de aan de voorzijde van het hoofdgebouw gelegen voorgevelrooilijn minimaal 2,40 meter en tot het aan de voorzijde van het hoofdgebouw gelegen openbaar gebied minimaal 5 meter bedraagt;
  • b. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 70 m2;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3,2 meter;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. het aantal bouwlagen bedraagt maximaal één, zowel binnen het bouwvlak als in het achtererfgebied;
  • f. het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt 50 voor grondgebonden woningen en 60 voor gestapelde woningen met dien verstande dat daar waar het maximale bebouwingspercentage reeds is overschreden de bestaande bebouwing als maximaal bebouwingspercentage dient te worden beschouwd;
  • g. de afstand van het bijbehorende bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. vrijstaand: aan twee zijden minimaal 3 meter;
    • 2. vrijstaand met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van wonen - groene kamers': aan de meest naar het zuiden gerichte zijdelingse perceelsgrens minimaal 7 meter;
    • 3. vrijstaand met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bos': 5 meter tot enige perceelsgrens;
    • 4. twee-aaneen: aan de niet aaneengebouwde zijde van de woning minimaal 3 meter;
    • 5. aaneengebouwd: aan de niet aaneengebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 3 meter;
    • 6. gestapeld: aan twee zijden minimaal 3 meter;
  • h. het hierboven bepaalde onder 1 tot en met 6 geldt niet voor bestaande bijbehorende bouwwerken die niet aan deze minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens voldoen;
  • i. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk opgericht tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn bedraagt maximaal 45°.
18.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het achtererfgebied bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het achtererfgebied bedraagt maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
  • d. de bouwhoogte van antennemasten bedraagt maximaal 12 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Toevoegen woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 18.2.3 ten behoeve van het toevoegen van een woning indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woning voorziet in een actuele behoefte;
  • b. de woning dient te worden gebouwd in of evenwijdig aan de voorgevelrooilijn die wordt gevormd door de situering van de naastgelegen woningen;
  • c. de maximale diepte bedraagt 15 meter;
  • d. er wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden als opgenomen in de Wet geluidhinder;
  • e. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 18.2.3.
18.3.2 Afwijken ten behoeve van hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. lid 18.2.3 onder a en toestaan dat een hoofdgebouw de maximale diepte met maximaal 3 m overschrijdt;
  • b. lid 18.2.3 onder a voor het uitbreiden van een hoofdgebouw tot in de zijdelingse perceelsgrens en op gronden met een naar de openbare weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens (hoeksituaties), voor het overschrijden van de voorgevelrooilijn van de aan die openbare weg gelegen bebouwing;
18.3.3 Voorwaarden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.1 en 18.3.2 gelden in aanvulling op de daar reeds opgenomen voorwaarden de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
  • c. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • d. er dient te worden voorzein in voldoende parkeergelegenheid conform de in bijlage 2 van deze regels weergegeven normen.
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Aan huis verbonden beroepen

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  • a. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd;
  • b. de wijziging in gebruik betekent geen uitbreiding van het aantal woningen;
  • c. de woonuitstraling blijft behouden;
  • d. het gebruik ten behoeve van beroepsmatige activiteiten beslaat niet meer dan 35% van het bebouwde vloeroppervlak, tot een maximum van 60 m²;
  • e. het aan huis gebonden beroep wordt uitgeoefend door de bewoner van het pand;
  • f. de activiteiten leveren geen ernstige c.q. onevenredige hinder op voor de directe woonomgeving en doen geen ernstige afbreuk aan het woonkarakter van de buurt en de woning;
  • g. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd ondergeschikte detailhandel en detailhandel in de vorm van webshops, onder de voorwaarde dat het enkel verzending vanuit de woning en geen balieverkoop betreft. Maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de beroepsactiviteit in aanmerking komt, wordt voor uitstalling gebruikt;
  • h. horeca is niet toegestaan;
  • i. het aan huis verbonden beroep wordt uitgeoefend in de hoofdmassa en/of een bijgebouw. Indien het aan huis gebonden beroep in een vrijstaand bijgebouw wordt uitgeoefend, moet de ontsluiting van dat bijgebouw aan de voorzijde/straatzijde van het perceel plaats vinden;
  • j. de woning blijft aan het Bouwbesluit voldoen;
  • k. de parkeerdruk en/of de verkeersbelasting in het openbare gebied mag niet onevenredig toenemen;
  • l. raamprostitutie en straatprostitutie, een seksinrichting en/of een escortbedrijf, een coffeeshop, growshop, headshop en/of smartshop, een groothandel van producten die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart-, head- en/of growshopproducten en een belhuis zijn niet toegestaan.
18.4.2 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

18.4.3 Bedrijfsdoeleinden en detailhandel

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsdoeleinden en detailhandel wanneer het perceel gedurende een aaneengesloten periode van twee jaren niet voor consumentverzorgende ambachtelijke activiteiten en/of detailhandel is gebruikt. In dat geval mag het perceel nog uitsluitend gebruikt worden voor de woonfunctie.

18.4.4 Woningsplitsing

Het is verboden om binnen deze bestemming een woning te splitsen of anderszins een woning toe te voegen.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.5.1 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 18.4.2 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten aan huis indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het betreft een eenmansbedrijf;
  • b. degene die de activiteit verricht, is tevens bewoner van het pand;
  • c. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd;
  • d. de wijziging in gebruik betekent geen uitbreiding van het aantal woningen;
  • e. de woonuitstraling blijft behouden;
  • f. de activiteiten worden uitgeoefend in de hoofdmassa en/of een bijgebouw. Indien de bedrijfsmatige activiteit in een vrijstaand bijgebouw wordt uitgeoefend, moet de ontsluiting van dat bijgebouw aan de voorzijde/straatzijde van het perceel plaats vinden;
  • g. het gebruik ten behoeve van beroepsmatige activiteiten beslaat niet meer dan 35% van het bebouwde vloeroppervlak, tot een maximum van 60 m²;
  • h. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd ondergeschikte detailhandel en detailhandel in de vorm van webshops, onder de voorwaarde dat het enkel verzending vanuit de woning en geen balieverkoop betreft. Maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de beroepsactiviteit in aanmerking komt, wordt voor uitstalling gebruikt;
  • i. de activiteiten leveren geen ernstige c.q. onevenredige hinder op voor de directe woonomgeving en doen geen ernstige afbreuk aan het woonkarakter van de buurt en de woning;
  • j. de woning blijft aan het Bouwbesluit voldoen;
  • k. de parkeerdruk en/of de verkeersbelasting in het openbare gebied mag niet onevenredig toenemen;
  • l. raamprostitutie en straatprostitutie, een seksinrichting en/of een escortbedrijf, een coffeeshop, growshop, headshop en/of smartshop, een groothandel van producten die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart-, head- en/of growshopproducten en een belhuis zijn niet toegestaan.

Artikel 19 Wonen - 2

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Doeleinden

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het oprichten van de ter plaatse voorziene en op kaart aangegeven maximale aantallen woningen, waarbij de volgende bebouwingskarakteristiek moet worden aangehouden: ter plaatse van het besluitsubvlak:
    • 1. 'aaneengebouwd' : aaneengebouwde woningen;
    • 2. 'gestapeld': gestapelde woningen;
    • 3. 'twee-aaneen': twee-aaneen gebouwde woningen;
    • 4. 'vrijstaand': vrijstaande woningen;
  • b. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van het besluitsubvlak 'dienstverlening';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. aan huis gebonden beroepen met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.4.1;
  • d. parkeervoorzieningen ten dienste van deze bestemming;
  • e. doeleinden van openbaar nut;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • h. ontsluitingswegen en verhardingen;
19.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen, waarbij het op de kaart aangeduide aantal als maximum geldt;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken.
19.2.2 Ondergronds bouwen

Er mag ondergronds worden gebouwd tot een verticale bouwdiepte van maximaal 5 meter.

19.2.3 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw dient in of achter de op de kaart aangegeven gevellijn te worden gebouwd;
  • b. de maximale diepte bedraagt:
    • 1. bij aaneengebouwde woningen: 10 meter;
    • 2. bij twee-aaneen gebouwde woningen: 12 meter;
    • 3. bij vrijstaande woningen: 15 meter;
  • c. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' maximaal het aangeduide aantal woningen/wooneenheden is toegestaan;
  • d. de voorgevel van de woning wordt geplaatst in of evenwijdig aan de voorgevelrooilijn;
  • e. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan twee, tenzij anders is aangeduid; in dat geval geldt het aangeduide 'maximum aantal bouwlagen';
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' dat:
    • 1. het aantal bouwlagen niet minder mag bedragen dan 2;
    • 2. dat een derde bouwlaag is toegelaten, mitse deze plat wordt afgedekt en op minimaal 2,5 meter achter de voorgevel wordt gerealiseerd;
  • g. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande hoofdgebouwen: aan twee zijden minimaal 3 meter;
    • 2. bij twee-aaneengesloten hoofdgebouwen: aan de niet aaneengebouwde zijde van het hoofdgebouw minimaal 3 meter;
    • 3. bij aaneengebouwde hoofdgebouwen: aan de niet aaneengebouwde zijde van de eindgebouwen minimaal 3 meter;
    • 4. gestapeld: aan twee zijden minimaal 3 meter.
  • h. de inhoud van een grondgebonden woning bedraagt minimaal 250 m³ en maximaal 1000 m³;
  • i. de inhoud van een gestapelde woning bedraagt minimaal 150 m³ en maximaal 1000 m³.
19.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen in het achtererfgebied worden opgericht, met dien verstande dat de afstand van de bebouwing tot de aan de voorzijde van het hoofdgebouw gelegen voorgevelrooilijn minimaal 2,40 meter en tot het aan de voorzijde van het hoofdgebouw gelegen openbaar gebied minimaal 5 meter bedraagt;
  • b. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw, voor zover gelegen achter de denkbeeldige rooilijn van de in artikel 19.2.3 b genoemde maximale bebouwingsdiepte van de woning mag niet meer bedragen dan 70 m2;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 3,2 meter;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal 6 meter;
  • e. het aantal bouwlagen bedraagt maximaal één, zowel binnen het bouwvlak als in het achtererfgebied;
  • f. het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt 50 voor grondgebonden woningen en 60 voor gestapelde woningen;
  • g. de afstand van het bijbehorende bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande hoofdgebouwen: aan twee zijden minimaal 3 meter;
    • 2. bij twee-aaneengesloten hoofdgebouwen: aan de niet aaneengebouwde zijde van het hoofdgebouw minimaal 3 meter;
    • 3. bij aaneengebouwde hoofdgebouwen: aan de niet aaneengebouwde zijde van de eindgebouwen minimaal 3 meter;
    • 4. gestapeld: aan twee zijden minimaal 3 meter.
19.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het achtererfgebied bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het achtererfgebied bedraagt maximaal 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
  • d. de bouwhoogte van antennemasten bedraagt maximaal 12 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in:

  • a. lid 19.2.3 onder b en toestaan dat een hoofdgebouw de maximale diepte met maximaal 3 m overschrijdt;
  • b. lid 19.2.3 onder g voor het uitbreiden van een hoofdgebouw tot in de zijdelingse perceelsgrens en op gronden met een naar de openbare weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens (hoeksituaties), voor het overschrijden van de voorgevelrooilijn van de aan die openbare weg gelegen bebouwing;
19.3.2 Voorwaarden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.3.1 gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor het woonmilieu;
  • c. er mag geen afbreuk worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Aan huis verbonden beroepen

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  • a. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd;
  • b. de wijziging in gebruik betekent geen uitbreiding van het aantal woningen;
  • c. de woonuitstraling blijft behouden;
  • d. het gebruik ten behoeve van beroepsmatige activiteiten beslaat niet meer dan 35% van
  • e. het bebouwde vloeroppervlak, tot een maximum van 60 m²;
  • f. het aan huis gebonden beroep wordt uitgeoefend door de bewoner van het pand;
  • g. de activiteiten leveren geen ernstige c.q. onevenredige hinder op voor de directe woonomgeving en doen geen ernstige afbreuk aan het woonkarakter van de buurt en de woning;
  • h. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd ondergeschikte detailhandel en detailhandel in de vorm van webshops, onder de voorwaarde dat het enkel verzending vanuit de woning en geen balieverkoop betreft. Maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de beroepsactiviteit in aanmerking komt, wordt voor uitstalling gebruikt;
  • i. horeca is niet toegestaan;
  • j. het aan huis verbonden beroep wordt uitgeoefend in de hoofdmassa en/of een bijgebouw. Indien het aan huis gebonden beroep in een vrijstaand bijgebouw wordt uitgeoefend, moet de ontsluiting van dat bijgebouw aan de voorzijde/straatzijde van het perceel plaats vinden;
  • k. de woning blijft aan het Bouwbesluit voldoen;
  • l. de parkeerdruk en/of de verkeersbelasting in het openbare gebied mag niet onevenredig toenemen;
  • m. raamprostitutie en straatprostitutie, een seksinrichting en/of een escortbedrijf, een coffeeshop, growshop, headshop en/of smartshop, een groothandel van producten die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart-, head- en/of growshopproducten en een belhuis zijn niet toegestaan.
19.4.2 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van nieuwe bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

19.4.3 Bedrijfsdoeleinden en detailhandel

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsdoeleinden en detailhandel wanneer het perceel gedurende een aaneengesloten periode van twee jaren niet voor consumentverzorgende ambachtelijke activiteiten en/of detailhandel is gebruikt. In dat geval mag het perceel nog uitsluitend gebruikt worden voor de woonfunctie.

19.4.4 Woningsplitsing

Het is verboden om binnen deze bestemming na realisering van de nieuwe woning deze woning te splitsen of anderszins een woning toe te voegen.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.4.2 ten behoeve van de uitoefening van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten aan huis indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het betreft een eenmansbedrijf;
  • b. degene die de activiteit verricht, is tevens bewoner van het pand;
  • c. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd;
  • d. de wijziging in gebruik betekent geen uitbreiding van het aantal woningen;
  • e. de woonuitstraling blijft behouden;
  • f. de activiteiten worden uitgeoefend in de hoofdmassa en/of een bijgebouw. Indien de bedrijfsmatige activiteit in een vrijstaand bijgebouw wordt uitgeoefend, moet de ontsluiting van dat bijgebouw aan de voorzijde/straatzijde van het perceel plaats vinden;
  • g. het gebruik ten behoeve van beroepsmatige activiteiten beslaat niet meer dan 35% van het bebouwde vloeroppervlak, tot een maximum van 60 m²;
  • h. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd ondergeschikte detailhandel en detailhandel in de vorm van webshops, onder de voorwaarde dat het enkel verzending vanuit de woning en geen balieverkoop betreft. Maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de beroepsactiviteit in aanmerking komt, wordt voor uitstalling gebruikt;
  • i. de activiteiten leveren geen ernstige c.q. onevenredige hinder op voor de directe woonomgeving en doen geen ernstige afbreuk aan het woonkarakter van de buurt en de woning;
  • j. de woning blijft aan het Bouwbesluit voldoen;
  • k. de parkeerdruk en/of de verkeersbelasting in het openbare gebied mag niet onevenredig toenemen;
  • l. raamprostitutie en straatprostitutie, een seksinrichting en/of een escortbedrijf, een coffeeshop, growshop, headshop en/of smartshop, een groothandel van producten die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart-, head- en/of growshopproducten en een belhuis zijn niet toegestaan.

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Doeleinden

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van:

  • a. een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringenstrook van 4 m ter weerszijden van het besluitsubvlak 'hartlijn leiding - gas';
20.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en). Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 20.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden, mits:

  • a. de veiligheid van de in artikel 20.1 bedoelde leiding(en) niet wordt geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
  • c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • d. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voorheen: aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
20.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 20.4.1 is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:

  • a. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
20.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 20.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder over de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding

21.1 Bestemmingsomchrijving
21.1.1 Doeleinden

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding met een belemmeringenstrook van 20 meter aan weerszijden van het besluitsubvlak 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding'.

21.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Bouwwerken

Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken ten behoeve van een hoogspanningsverbinding met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande, op basis van de voor deze gronden geldende andere bestemmingen toegestane bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 21.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden, met dien verstande dat:

  • a. de belangen en de veiligheid van de in artikel 21.1 bedoelde hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  • b. geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de artikel 21.1 bedoelde hoogspanningsverbinding;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
  • d. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
21.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 21.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die verband houden met de aanleg van de betreffende ondergrondse/bovengrondse hoogspanningsleiding;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan;
  • c. die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en de belemmerde strook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
21.4.3 Toepassingscriteria

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 21.4.1 zijn slechts toelaatbaar:

  • a. indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding;
  • b. niet eerder dan nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde)

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Doeleinden

De voor 'Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluit(sub)vlakken , tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende besluit(sub)vlakken.

22.1.2 Bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen besluitvlakken en besluitsubvlakken zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde)' bestemde grond mag niet worden gebouwd.

22.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 22.2.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Afwijken ten behoeve van grotere bodemingrepen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 22.2.1 mits de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
22.3.2 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.3.3 Regeling bij vondsten

Indien het bepaalde in artikel 22.3.2, onder c, van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met bestemming 'Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
22.4.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 22.4.1 is niet vereist indien:

  • a. de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven / booronderzoek);
  • b. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
  • e. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
22.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.4.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
22.4.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.5.1 van het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties
22.4.5 Regeling bij vondsten

Indien het bepaalde in artikel 22.4.4 onder c, van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.

22.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
22.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met het besluitvlak 'Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.

22.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 22.5.1 is niet vereist indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 100 m2 beslaat;
  • c. de grootte van de bodemingreep meer dan 100 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
22.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.5.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
22.5.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
22.5.5 Regeling bij vondsten

Indien het bepaalde in artikel 22.5.4, onder c, van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voor het slopen voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde)

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Doeleinden

De voor 'Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde)' aangwezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluit(sub)vlakken, tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Dit besluitvlak is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende besluit(sub)vlakken.

23.1.2 Bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen besluitvlakken en besluitsubvlakken zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde)' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

23.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 23.2.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 250 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijken ten behoeve van grotere bodemingrepen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 23.2.1 mits de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
23.3.2 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.3.3 Regeling bij vondsten

Indien het bepaalde in artikel 23.3.2, onder c, van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
23.4.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 23.4.1 is niet vereist indien:

  • a. de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven / booronderzoek);
  • b. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 250 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
  • e. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
23.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.4.3 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
23.4.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.4.5 Regeling bij vondsten

Indien het bepaalde in artikel 23.4.4, onder c, van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.

23.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
23.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.

23.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 23.5.1 is niet vereist indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 250 m2 beslaat;
  • c. de grootte van de bodemingreep meer dan 250 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
23.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.5.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
23.5.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
23.5.5 Regeling bij vondsten

Indien het bepaalde in artikel 23.5.4, onder c, van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voor het slopen voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde)

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1 Doeleinden

De voor 'Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluit(sub)vlakken, tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Dit besluitvlak is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende besluit(sub)vlakken.

24.1.2 Bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen besluitvlakken en besluit(sub)vlakken zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde)' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

24.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 24.2.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 2.500 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Afwijken ten behoeve van grotere bodemingrepen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 24.2.1 mits de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
24.3.2 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.3.3 Regeling bij vondsten

Indien het bepaalde in artikel 24.3.2, onder c, van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde)' aangwezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
24.4.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 24.4.1 is niet vereist indien:

  • a. de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven / booronderzoek);
  • b. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 2.500 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
  • e. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
24.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.4.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
24.4.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.4.5 Regeling bij vondsten

Indien het bepaalde in artikel 24.4.4, onder c, van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.

24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
24.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde)' aangwezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.

24.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 24.5.1 is niet vereist indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 2.500 m2 beslaat;
  • c. de grootte van de bodemingreep meer dan 2.500 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
24.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.5.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
24.5.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.5.5 Regeling bij vondsten

Indien het bepaalde in artikel 24.5.4, onder c, van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voor het slopen voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.

Artikel 25 Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)

25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1 Doeleinden

De voor 'Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende besluit(sub)vlakken, tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze besluitvlak is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende besluitsubvlakken.

25.1.2 Bestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen besluitvlakken en besluit(sub)vlakken zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Bouwverbod

Op de voor 'Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

25.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 25.2.1 is niet van toepassing indien:

  • a. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft om de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en/of alleen de bestaande fundering wordt benut;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 10.000 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijken ten behoeve van grotere bodemingrepen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.1 mits de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
25.3.2 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.3.3 Regeling bij vondsten

Indien het bepaalde in artikel 25.3.2, onder c, van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, waaronder begrepen het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en het aanleggen van drainage; het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
25.4.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 25.4.1 is niet vereist indien:

  • a. de werkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen (proefsleuven / booronderzoek);
  • b. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend;
  • c. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m2 beslaat;
  • d. de grootte van de bodemingreep meer dan 10.000 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt;
  • e. de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
25.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.4.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
25.4.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve funderingsmethoden, beschermende bodemlagen of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.4.5 Regeling bij vondsten

Indien het bepaalde in artikel 25.4.4, onder c, van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.

25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
25.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 5 (lage waarde)' aangwezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een bouwwerk of bouwwerken te slopen.

25.5.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 25.5.1 is niet vereist indien:

  • a. de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd teneinde de archeologische waarde vast te kunnen stellen;
  • b. de grootte van de bodemingreep niet meer dan 10.000 m2 beslaat;
  • c. de grootte van de bodemingreep meer dan 10.000 m2 beslaat en de verstoringsdiepte niet meer dan 40 cm onder maaiveld bedraagt.
25.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.5.1 wordt slechts verleend indien de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het plangebied naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door sloopwerkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, dan wel;
  • c. nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld.
25.5.4 Voorwaarden

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 25.5.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieve sloopmethoden of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting om de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.5.5 Regeling bij vondsten

Indien het bepaalde in artikel 25.5.4, onder c, van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voor het slopen voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de sloopwerkzaamheden.

Artikel 26 Waterstaat - Beschermingszone primair water

26.1 Bestemmingsomschrijving
26.1.1 Doeleinden

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone primair water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren overeenkomstig de Keur van het waterschap Roer en Overmaas.

26.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.1.

26.2 Bouwregels

Boven of op de tot 'Waterstaat - Beschermingszone primair water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van deze bestemming worden opgericht.

26.3 Afwijken van de bouwregels
26.3.1 Oprichten bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 'Waterstaat - Beschermingszone primair water' ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone, mits:

  • a. het belang van het primaire water niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de het waterschap;

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene bouwregels

28.1 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of perceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of perceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van deze beheersverordening zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

28.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter.
28.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening overeenkomstig een daarvoor verleende vergunning aanwezig is, in uitvoering is of gebouwd kan worden en dat ingevolgde de bestemming is toegelaten, maar waarvan de afstands-, hoogte-, inhouds- en/of oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. voor zover de in de bouwregels voorgeschreven maximale maten worden overschreden, de betreffende afwijkende maten als ten hoogste toelaatbaar worden beschouwd;
    • 2. voor zover niet wordt voldaan aan de in de bouwregels voorgeschreven minimiale maten, de betreffende afwijkende maten als ten minste toelaatbaar worden beschouwd.
  • b. In geval van herbouw is het onder a. bepaalde uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
28.4 Boomgeleidingsconstructies

Voor het bouwen van boomgeleidingsconstructies gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 4 meter;
  • b. de afstand tot de erfgrens, zoals deze bepaald is voor de plaatsing van een houtopstand in de gemeentelijke Bomenverordening, bedraagt minimaal 0,5 meter;
  • c. het aantal staanders is gelijk aan het aantal stammen van de bomen die door de constructie worden geleid, vermeerderd met één.

Artikel 29 Algemene gebruiksregels

29.1 Parkeren

De parkeervoorzieningen dienen te voldoen aan de in bijlage 2 van deze regels weergegeven normen.

29.2 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in deze beheersverordening te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

29.3 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. opslagplaats voor goederen niet ten dienste van de Bedrijfsbestemming;
  • c. uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en/of verblijfsmiddelen;
  • d. permanente bewoning van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten;
  • e. mantelzorg in bijgebouwen;
  • f. het uitoefenen van detailhandel, behoudens voor zover detailhandel binnen de bestemming is toegestaan:
  • g. een gebruik van gronden en bouwwerken, behoudens voor zover dit binnen de bestemming is toegestaan, voor raamprostitutie en straatprostitutie, een seksinrichting en/of escortbedrijf, een coffeeshop, growshop, headshop en/of smartshop,
  • h. een groothandel van producten die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart-, head-, en/of growshopproducten en een belhuis, met dien verstande dat een ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening bestaande seksinrichting, escortbedrijf, coffeeshop, growshop, headshop, smartshop, groothandel in smart- head of growproducten of belhuis, uitsluitend op de begane grond, wordt toegestaan waarbij het gebruik niet mag worden vergroot en het gebruik na onderbreking niet mag worden hervat;
  • i. een gebruik van gronden direct gelegen tussen de voorgevel van een woning en de weg als parkeerplaats, tenzij het betreft gronden gelegen tussen de ingang van een bij een woning behorende garage en de openbare weg.
29.4 Afwijken van de gebruiksregels
29.4.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg in bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels in artikel 29.3 onder e ten behoeve van mantelzorg in bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. mantelzorg is toegestaan in bijgebouwen, mits geen sprake is van een nieuwe zelfstandige woning, woningsplitsing dan wel woningtoevoeging;
  • b. de maximale oppervlakte aan bijgebouwen buiten het bouwvlak, zoals aangegeven in de afzonderlijke bestemmingen, niet mag worden overschreden;
  • c. geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid
    • 2. het woon- en leefklimaat
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
29.4.2 Afwijken van de parkeernormen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels in artikel 29.1 ten behoeve van het afwijken van de in bijlage 2 van deze regels weergegeven normen met maximaal 25%, met dien verstande dat:

  • a. aangetoond wordt dat de van toepassing zijnde norm niet haalbaar is;
  • b. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed.
29.5 Afwijken t.b.v. parkeren in de voortuin

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels in artikel 29.3 onder i, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is geen andere stallingsruimte op het perceel aanwezig c.q. te realiseren;
  • b. de voortuin een diepte heeft van minimaal 5,50 meter;
  • c. er kan gebruik worden gemaakt van de bestaande in- of uitrit, bijvoorbeeld door verbreding van de bestaande oprit, of indien een nieuwe in- of uitrit moet worden aangelegd deze aanleg geen onevenredig nadeel toebrengt aan de parkeerbalans in de directe omgeving, de verkeersveiligheid en/of eventueel aanwezig openbare groen;
  • d. minimaal 50% van de voortuin blijft in gebruik als tuin;
  • e. de belangen van derden worden door aanleg van extra parkeerruimte niet onevenredig geschaad;
  • f. de belangen van derden worden door aanleg van extra parkeerruimte niet onevenredig geschaad;
  • g. er ontstaan door de aanleg van extra parkeerruimte geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ter plaatse;
  • h. er wordt aan het stedenbouwkundige beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk gedaan.

Artikel 30 Algemene aanduidingsregels

30.1 luchtvaartverkeerszone

  • a. De gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'luchtvaartverkeerszone' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een invliegfunnel;
  • b. Op of in de tot verkeerszone bestemde gronden is het niet toegestaan te bouwen hoger dan op basis van de volgende bepalingen is geregeld;
    • 1. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 130 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 130 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    • 2. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 140 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 140 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    • 3. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 150 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 150 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    • 4. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 160 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 160 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    • 5. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 170 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 170 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    • 6. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 180 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 180 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    • 7. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 190 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 190 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    • 8. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 200 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 200 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    • 9. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 210 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 210 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening;
    • 10. in de als 'luchtvaartverkeerzone - 220 m' aangeduide gebieden mogen bouwwerken worden opgericht tot een hoogte van ten hoogste 220 meter boven N.A.P., met inachtneming van de ter plaatse geldende bepalingen opgenomen in andere artikelen van deze verordening.
30.2 omgevingsvergunningplicht ivm bodemsanering
30.2.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in de gronden nader aangeduid met het besluitsubvlak 'omgevingsvergunningplicht ivm bodemsanering' de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
  • b. het ontginnen, verlagen of afgraven van de bodem dieper dan 1 meter.
30.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 30.2.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • b. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
30.2.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 30.2.1 kan alleen worden verleend indien uit bodemonderzoek blijkt dat wordt voldaan aan de eisen van de Wet bodembescherming.

30.3 vrijwaringszone - mijnschacht
  • a. De gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijwaringszone - mijnschacht' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van voormalige mijnschachten;
  • b. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op de gronden bedoeld onder 1 niet worden gebouwd;
  • c. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in het tweede lid ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de veiligheid van de betreffende schachten en indien dit vanuit oogpunt van externe veiligheid verantwoord is;
  • d. het is verboden op de gronden bedoeld onder 1 de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning:
    • 1. het aanbrengen van bomen of beplanting;
    • 2. het aanbrengen van gesloten wegdek;
    • 3. watergangen te wijzigen;
    • 4. afgravings- of ontgrondingswerkzaanheden uit te voeren, dieper dan 0,30 meter;
    • 5. heiwerkzaamheden uit te voeren en/of scherpe voorwerpen in de grond te drijven, dieper dan 0,30 meter.
  • e. het bepaalde in het vierde lid is niet van toepassing voor werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde en voor het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normaal onderhoud;
  • f. de werken genoemd in het vierde lid zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de functie of veiligheid van de schachten.
30.4 vrijwaringszone - straalpad
  • a. De gronden ter plaatse van het besluitsubvlak 'vrijwaringszone - straalpad' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een straalverbinding;
  • b. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet hoger worden gebouwd dan 20 meter ten opzichte van NAP;
  • c. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in het tweede lid voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de straalverbinding.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

31.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan, mits hierdoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, een omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. het afwijken van de in de beheersverordening voorgeschreven maten (waaronder percentages) met maximaal 10%;
  • b. de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, mits deze bouwwerken geen grotere goothoogte dan 3 meter en geen grotere oppervlakte dan 50 m² hebben;
  • c. de bouw van straatmeubilair en andere bouwwerken, die om waterstaatkundige of verkeerskundige redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers of keermuren, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,5 meter bedraagt;
  • d. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer dan 15 meter bedraagt;
  • e. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken, dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits deze overschrijdingen niet meer bedraagt dan 3 meter en het bouwvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot;
  • f. het afwijken van de regels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • g. het gebruiken als tuin/erf van (openbare) groenstroken, grenzend aan een bestaande tuin, in afwijking van de regels voor de betreffende bestemming 'Groen' of 'Verkeer' en grenzend aan de bestemming Wonen - 1 of Wonen - 2;
  • h. de bouw van afscheidingen ten behoeve van een dakterras of een balkon tot een maximale hoogte van 1,2 meter, gemeten vanaf de betreffende verdiepingsvloer.
31.2 Samenvoegen van woningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het samenvoegen van woningen, met dien verstande dat de karakteristiek van het pand en het gevelbeeld niet onevenredig mogen worden aangetast.

Artikel 32 Overige regels

32.1 Voorrangsregels
32.1.1 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

32.1.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt:

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
33.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de beheersverordening "Woongebied 2e herziening".