direct naar inhoud van Regels
Plan: Uitwerking Doorsteek Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0899.UPDoorsteekCentrum-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het uitwerkingsplan 'Uitwerking Doorsteek Centrum' met identificatienummer NL.IMRO.0899.UPDoorsteekCentrum-VA01 van de gemeente Brunssum;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en wordt aangemerkt als bijbehorend bouwwerk;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden beroep.

1.7 aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;

1.8 achtergevelrooilijn

denkbeeldige lijn die evenwijdig loopt aan de voorgevelrooilijn dan wel indien geen voorgevelrooilijn is aangegeven aan de in en in het verlengde van de voorgevel te trekken denkbeeldige lijn en die is gelegen aan de zijde van de van de weg afgekeerde gevel van de bebouwing, alsmede is gelegen aan de zijde van de bebouwing die in ruimtelijk opzicht de achterkant van het gebouw betreft;

1.9 afwijking middels een omgevingsvergunning

afwijken middels een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, sub a onder 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 

1.10 ambacht

op ondernemersgewijze manier vervaardigen of bewerken van goederen in verband met onderhoud en herstel, een en ander in hoofdzaak als handwerk, waarbij het accent niet ligt op massavervaardiging, inclusief verkoop van ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen; 

1.11 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid; 

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 

1.13 bebouwingspercentage

een opgenomen getal dat het percentage van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste of minimaal mag worden bebouwd;

1.14 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen; 

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 

1.16 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie; 

1.17 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon en/of familie, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.18 begane grond

bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain;

1.19 belhuis

een inrichting waarvan de bedrijfsvoering, onder welke benaming dan ook, is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen; 

1.20 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal bestaat, danwel nadien in gebruik kan worden genomen krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak; 

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 

1.23 bevoegd gezag:

het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Brunssum.

1.24 bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een bijgebouw wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk;

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak; 

1.27 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder en dakopbouw; 

1.28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.29 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel; 

1.30 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 

1.31 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 

1.32 brutovloeroppervlak

de oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen;

1.33 carport

een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande (bedrijfs)woning of een bestaand woongebouw, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor motorvoertuigen, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door de (bedrijfs)woning of daarbij behorende bijgebouwen en/of ondersteuningen van de overkapping. Een carport wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.34 coffeeshop

een horecabedrijf, dat als hoofddoel heeft het verstrekken van softdrugs en dranken voor gebruik ter plaatse of elders; 

1.35 consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in afwijking van het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten in de woonbebouwing zodanig is dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd; 

1.36 cultureel centrum

instelling waar voor het publiek lokalen, uitrusting en animatoren ter beschikking staan voor de deelname aan het culturele leven in zijn meest ruime betekenis; 

1.37 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning; [zoals bijvoorbeeld een atelier, bioscoop, bowlingbaan, casino, congrescentrum, creativiteitscentrum, cultureel centrum, dansschool, evenementterrein, museum, muziekschool, muziektheater en theater, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie; 

1.38 dakopbouw

opbouw tot maximaal 3,50 meter op de bovenste bouwlaag voor zover gelegen binnen de snijlijnen van een schuin dak, uitgaande van een maximale dakhelling van 60°;

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;  

1.40 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen (zoals bijvoorbeeld een reisbureau, bank met balie, makelaar); 

1.41 discotheek

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt; 

1.42 erfafscheiding / terreinafscheiding:

bouwwerk ten behoeve van de afbakening van een erf;

1.43 escortbedrijf

een exploitant of beheerder die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die niet ter plekke wordt uitgevoerd (escortservices, bemiddelingsbureaus, en dergelijke), waarbij uitgesloten het gebruik als vergaderruimte, verzamelplaats, kantine, wachtruimte, of iets van dien aard, voor en/of door prostituees of klanten;

1.44 exploitant

de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een inrichting of bedrijf exploiteert of exploiteren;

1.45 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 

1.46 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven; 

1.47 gestapelde woning

een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat; 

1.48 grondgebonden woning

een gebouw, dat uitsluitend één woning omvat; 

1.49 groothandel in smart-, head-, en growproducten

het bedrijfsmatig te koop of huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart-, head- en growproducten, aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit met dien verstande dat het niet is toegestaan om in een groothandel detailhandel te bedrijven; 

1.50 growshop

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan, het exploiteren, uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van benodigdheden voor het kweken van hennep en marihuana of daarmee vergelijkbare gewassen en planten, zoals bijvoorbeeld potgrond, zaden, bemesting, lampen, enz.; 

1.51 headshop

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan, het exploiteren, uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van drugs en/of produkten die daarmee samenhangen, zoals bijvoorbeeld jointvloeitjes, waterpijpen, andere gebruiksartikelen, etc.;  

1.52 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; 

1.53 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie; 

1.54 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/ het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen; 

1.55 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een (lucht)brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.56 luifel:

een niet zelfstandig dragende horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een constructie tegen weersinvloeden tegen de muur van een gebouw aangebracht, meestal boven een deur, raampartij of gehele pui;

1.57 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte horeca en kantoren ten dienste van deze voorzieningen; [bijvoorbeeld een begraafplaats, scouting, gezondheidszorg, zorghotel, jeugd-/kinder- /naschoolseopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, religie, uitvaartcentrum, zorg en welzijnsinstellingen]; 

1.58 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak; 

1.59 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt; 

1.60 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening; 

1.61 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt; 

1.62 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.63 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,50 m boven het peil is gelegen;

1.64 overkapping:

een op de grond staand bouwwerk geen gebouw zijnde van één bouwlaag, voorzien van een gesloten dak zonder wanden. Een overkapping wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.65 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.66 peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;

1.67 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.68 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué(e) tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

1.69 ruimtelijke karakteristiek

het ter plaatse aanwezige karakter van de ruimte, gevormd door bouwwerken en onbebouwde ruimte inclusief het gebruik;

1.70 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte;

1.71 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, dan wel erotische en/of pornografische artikelen te koop en/of ter verhuur worden aangeboden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.72 smartshop

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan het exploiteren, uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van psycoactieve substanties en gerelateerde literatuur en accessoires, zoals bijvoorbeeld psycheverhogende kruiden, zaden, gebruikartikelen, etc.;

1.73 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.74 standplaats

Het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of tafel op een markt als bedoeld in artikel 160, lid 1 aanhef en onder h van de Gemeentewet;

1.75 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa’s bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

1.76 straatprostitutie

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;

1.77 supermarkt

een zelfbedieningszaak in dagelijkse goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen;

1.78 terras:

min of meer afgescheiden plek in de buitenlucht behorende bij een naast- of nabijgelegen horecabedrijf, waar eten en drinken kan worden genuttigd;

1.79 totale bouwhoogte

de optelsom van de maximale hoogtematen van het totaal toegestane aantal bouwlagen;

1.80 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een uitbouw wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk;

1.81 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.82 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.83 voorgevel

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.84 voorgevelrooilijn

de op de verbeelding weergegeven gevellijn, danwel de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.85 voorzieningen van openbaar nut:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, bemalingsinstallaties, gemalen, telefooncellen, bluswatervoorzieningen en zendmasten;

1.86 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen voetgangersgebieden, de tot de weg of het pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.87 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.88 winkelondersteunende horeca

een bedrijf dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en overige (fris)dranken met uitzondering van alcoholische dranken;

1.89 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.90 woongebouw

gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meer woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke ruimte(n);

1.91 zorggerelateerde detailhandel

detailhandel van ambachtelijke vervaardigde medische producten / hulpmiddelen op maat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige gezondheidszorg, met inbegrip van een apotheek;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk op dat perceel, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.6 de verticale diepte van een gebouw

vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw;

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.10 de frontbreedte van een gebouw

de breedte van een gebouw, gemeten vanaf de buitenzijde van de zijgevels van het gebouw, ter hoogte van de voorgevel, op niveau van de begane grond c.q. de eerste bouwlaag.

2.11 ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 m bedraagt. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden liftschachten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 2,50 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel op de begane grond;
  • b. dienstverlening op de begane grond;
  • c. wonen op de verdieping(en);
  • d. winkelondersteunende horeca op de begane grond;
  • e. ongebouwde en gebouwde, eenlaagse parkeervoorzieningen;
  • f. laden en lossen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - tracé voetgangersgebied' is een voetgangersgebied / doorsteek met een breedte van minimaal 8 meter en maximaal 10 meter toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een al dan niet inpandige ontsluitingsroute ten behoeve van de aangrenzende percelen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een grootschalige parkeervoorziening;

en tevens voor:

  • j. consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten op de begane grond;
  • k. verkeers- en verblijfsdoeleinden;

met bijbehorende gebouwen bouwwerken geen gebouwen zijnde, pleinen, groenvoorzieningen, terrassen, kunstwerken, voorzieningen van openbaar nut, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat niet mag worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • b. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan 3, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan het aangeduide aantal;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum (m) bouwhoogte' aangeduide goot- en bouwhoogte;
  • d. indien een hoofdgebouw wordt afgedekt met een schuine kap, dient de nokrichting zoveel mogelijk parallel te lopen aan de weg c.q. het voetgangersgebied;
  • e. de eerste bouwlaag heeft een hoogte van maximaal 6 meter, de bouwlagen daarboven hebben een hoogte van maximaal 3,2 meter;
  • f. een bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • g. de voorgevel van een gebouw dient in en evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de figuur 'gevellijn', de voorgevel van een gebouw in en evenwijdig aan de betreffende figuur dient te worden gebouwd;
  • h. de frontbreedte van een hoofdgebouw dat wordt gebouwd aan het voetgangersgebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - tracé voetgangersgebied' bedraagt minimaal 10 meter;
  • i. er mogen binnen het plangebied maximaal 70 woningen worden gebouwd;
  • j. de inhoud van een woning dient minimaal 200 m³ te bedragen;
  • k. de bebouwing rondom het voetgangersgebied dient te worden opgericht in een grotendeels gesloten straatwand, waarbij in de doorsteek minimaal 70% gelijktijdig gerealiseerd dient te worden.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat niet mag worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • b. er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen lichtmasten, kunstwerken, informatieborden, wegwijzers, verkeerssignaleringen en -regelinstallaties, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstobjecten;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde in het openbaar gebied mag maximaal 8 meter bedragen voor verlichting, masten, wegwijzers, verkeerssignaleringen en -regelinstallaties, schakelkasten, straatmeubilair en (beeldende) kunstobjecten en maximaal 5 meter voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde op bouwpercelen bedraagt maximaal 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen en maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde.
3.2.3 Kunstwerken

Voor het bouwen van kunstwerken in de vorm van al dan niet overkapte (lucht)bruggen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de hoofdgebouwen waarmee het kunstwerk wordt verbonden;
  • b. de vrije doorgangshoogte tussen het maaiveld van het voetgangersgebied (de doorsteek) en de onderzijde van een dergelijk kunstwerk bedraagt minimaal 5 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;
  • c. het aantal parkeervoorzieningen;
  • d. de situering van parkeervoorzieningen;
  • e. de situering van onderdoorgangen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijking t.b.v. extra bouwlaag

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 onder b teneinde maximaal één extra bouwlaag toe te laten, met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet mogen worden aangetast;
  • b. de afwijking noodzakelijk moet zijn vanuit een oogpunt van een doelmatig en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
  • c. afwijking niet mogelijk is op gronden ten zuiden c.q. ten oosten van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - trace voetgangsgebied', waarvoor door middel van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' op de verbeelding is aangegeven dat het aantal bouwlagen niet meer dan 1 of 2 bouwlagen mag bedragen.
3.4.2 Afwijking voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 onder g teneinde een andere situering van de voorgevel mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden aangetast;
  • b. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van een doelmatig en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel.
3.4.3 Afwijken ten behoeve van bouwen ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.1 onder a teneinde bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' mogelijk te maken, voor zover wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en mits:
    • 1. wordt voorzien in een inpandige toegang tot de aangrenzende percelen via de aanduiding 'ontsluiting', tenzij wordt aangetoond dat er geen noodzaak tot het behouden van een dergelijke toegang (meer) bestaat;
    • 2. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.2.1.
  • b. artikel 3.2.2 onder a teneinde bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' mogelijk te maken, mits:
    • 1. de hoofdfunctie als ontsluiting van de aangrenzende percelen niet onevenredig mag worden aangetast;
    • 2. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.2.2.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. cultuur en ontspanning;
  • b. kantoor;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. horecavoorzieningen, anders dan bedoeld in 3.1.
3.5.2 Detailhandel

Ten aanzien van detailhandel als bedoeld in artikel 3.1 onder a gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

  • a. het totale brutovloeroppervlak aan detailhandel binnen het plangebied mag niet meer dan 6.600 m² bedragen;
  • b. het brutovloeroppervlak per winkel mag niet meer dan 600 m² bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van centrum - grootschalige retail 1' en 'specifieke vorm van centrum - grootschalige retail 2' per aanduidingsvlak in ieder geval één winkel met een brutovloeroppervlak van minimaal 900 m² dient te worden gerealiseerd;
  • c. binnen het plangebied is maximaal 1 supermarkt toegestaan;
  • d. Bij de supermarkt als bedoeld onder c dient laden en lossen volledig inpandig plaats te vinden;
  • e. de toelevering van goederen voor de overige detailhandelsvestigingen dient zoveel mogelijk aan de achterzijde plaats te vinden.
3.5.3 Ontsluiting

Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' als bedoeld in artikel 3.1 onder h gelden de volgende specifieke gebruiksregels:

  • a. ten behoeve van de ontsluiting van de aangrenzende percelen dient te worden voorzien in een rijbaan met een dwarsprofiel van tenminste 4 meter;
  • b. opstelplaatsen ten behoeve van laden en lossen en passeerstroken dienen te worden gerealiseerd buiten de begrenzing van de onder a bedoelde rijbaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijking t.b.v. horecavoorziening met terras

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder d en artikel 3.5.1 onder d, teneinde een horecavoorziening met bijbehorend terras toe te laten, met dien verstande dat:

  • a. deze uitsluitend toegestaan is rondom de hoeken van Koutenveld / Schiffelerstraat of Kerkstraat met de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - tracé voetgangersgebied';
  • b. zwaardere horeca, waaronder discotheken, dancings en zalencentra, niet toegestaan zijn;
  • c. er geen onevenredige aantasting mag ontstaan van het woon- en leefmilieu;
  • d. deze qua vormgeving dient te passen in het straatbeeld.
3.6.2 Afwijking t.b.v. extra (gebouwde) parkeerlaag

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder e en i teneinde een extra parkeerlaag toe te laten, met dien verstande dat:

  • a. deze uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak, ter plaatse van de grootschalige parkeervoorziening als bedoeld in sub i;
  • b. dit noodzakelijk is om een onevenredige parkeerdruk te voorkomen;
  • c. er geen onevenredige aantasting mag ontstaan van het woon- en leefmilieu;
  • d. deze qua vormgeving dient te passen in het straatbeeld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor/als:

  • a. stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. raamprostitutie en straatprostitutie, een seksinrichting en/of escortbedrijf, een coffeeshop, growshop, headshop en/of smartshop, een groothandel van producten die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart-, head-, en/of growshopproducten en een belhuis.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
6.1.1 Parkeernormen

Bij de bouw van nieuwe gebouwen dienen in, op of onder deze gebouwen, dan wel op het daarbij behorende terrein voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig te zijn. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de parkeernormen als opgenomen in bijlage 1 bij deze regels worden nageleefd. Het bevoegd gezag kan afwijken van deze parkeernormen indien kan worden aangetoond dat dubbelgebruik van parkeerplaatsen niet tot een onevenredige aantasting van de parkeerdruk leidt, dan wel in de openbare ruimte is/wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

6.2 Ondergronds bouwen
6.2.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

6.2.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil;
  • b. de verticale bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
6.2.3 Afwijken van ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 sub a t/m b voor het bouwen van ondergrondse parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de verticale bouwdiepte niet meer bedraagt dan 10 meter onder peil;
  • b. de waterhuishouding niet wordt verstoord.
6.3 Voorzieningen van openbaar nut

Voor het bouwen van voorzieningen van openbaar nut gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde mag maximaal 30 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen.
6.4 Ruimte tussen bouwwerken

Door de situering van een bouwwerk mogen geen zodanige tussenruimten ten opzichte van op aangrenzende percelen aanwezige bebouwing ontstaan die:

  • a. vanaf maaiveld tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
  • b. niet toegankelijk zijn.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde wordt vergroot tot maximaal 15 m.
7.2 Voorwaarden

Afwijking als bedoeld in artikel 7.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 8 Overige regels

Overtreding van het bepaalde in artikel 5 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het uitwerkingsplan 'Uitwerking Doorsteek Centrum'.

Behoort bij het besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum van

..............

de burgemeester, de secretaris,