direct naar inhoud van 5.1 Gehanteerde systematiek
Plan: Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0899.BVObedrterreinen-VA01

5.1 Gehanteerde systematiek

5.1.1 Inleiding

Voor de opzet en inrichting van de regels en de verbeelding van de beheersverordening Bedrijventerreinen is aangesloten bij:

  • De Wet ruimtelijke ordening d.d. 1 juli 2008, Besluit ruimtelijke ordening d.d. 1 juli 2008 en de RO-standaarden 2008 verplicht vanaf 1 januari 2010;
  • Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) d.d. 1 oktober 2010;
  • De Woningwet d.d. 1 januari 2003;
  • De kadastrale ondergrond en de Grootschalige Basiskaart (GBK);
  • Luchtfoto's, de feitelijke situatie (GIS-inventarisatie).

De structuur van de beheersverordening is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Bij het raadplegen van de beheersverordening dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden.

Vervolgens kan men in de regels teruglezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan. De ordening van de regels is daartoe zodanig opgezet dat bij iedere bestemming een nagenoeg compleet beeld van de bepalingen voor die bestemming is gegeven. Desondanks blijven aanvullend inleidende regels en algemene regels nodig. Tot slot wordt dit aangevuld met het overgangsrecht en de slotregel.

5.1.2 De verbeelding

Op de verbeelding zijn aangegeven:

  • de grens van het besluitgebied;
  • besluitvlakken;
  • bouwvlakken;
  • besluitsubvlakken.

De bestemming en het beheer van de gronden gelegen binnen de grens van het besluitgebied is geregeld binnen de beheersverordening. Het besluitgebied is dan ook niets anders dan het plangebied bij een bestemmingsplan. Het besluitvlak is de in een beheersverordening gebezigde term voor een bestemming. Het bouwvlak geeft de begrenzing weer waarbinnen de voornaamste gebouwen opgericht mogen worden. In het bouwvlak moet het hoofdgebouw gesitueerd worden en mogen tevens bijbehorende bouwwerken gebouwd worden. De kleur op de verbeelding geeft aan om welke bestemming het gaat.

Binnen de bouwvlakken en/of bestemmingsvlakken bij de bestemmingen wordt met een aanduiding bepaald wat de maximaal toegestane goot- en/of bouwhoogte is. Wat in een bestemmingsplan wordt opgenomen met een aanduiding, wordt in een beheersverordening opgenomen met een besluitsubvlak.

De bestaande situatie is de situatie ten tijde van inwerkingtreding van de beheersverordening. Specifieke bouwregels zijn verbaal in de regels opgenomen.

5.1.3 Opbouw van de regels

De regels zijn als volgt opgebouwd:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

Eerst zijn de inleidende bepalingen opgenomen: een omschrijving van de in de regels gebruikte begrippen die om een nadere omschrijving vragen en de bepalingen over de wijze van meten. Vervolgens zijn artikelen van de afzonderlijke bestemmingen opgenomen. Deze bevatten de specifieke voorschriften voor de betreffende bestemming. Daarna volgen de algemene regels. Dit is een aantal regels met een algemeen karakter, welke onontbeerlijk zijn voor een beheersverordening. Het betreft de anti-dubbeltelbepaling, algemene gebruiks- en aanduidingsregels en een algemene bevoegdheid tot afwijken. In het laatste hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotbepaling opgenomen.

Bij de aanwijzing van de afzonderlijke (dubbel)bestemmingen geldt dezelfde structuur, en wel de volgende:

  • bestemmingsomschrijving: nadere regels over het gebruik van de gronden;
  • bouwregels: regels voor het bouwen, onderscheiden naar bouwvlak en overige regels;
  • afwijken van de bouwregels: de mogelijkheid om af te wijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels: regeling ter voorkoming van strijdig gebruik van de gronden en de bebouwing;
  • afwijken van de gebruiksregels: de mogelijkheid om af te wijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden.