direct naar inhoud van Artikel 11 Natuur
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0899.BVObuitengebied-VA01

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • b. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden;
  • c. bestaand agrarisch gebruik;
  • d. extensief recreatief medegebruik, met bijbehorende voorzieningen uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'recreatie uitgesloten';
  • e. natuureducatie;
  • f. waterbuffers ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
  • g. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. beschoeiingen;
    • 2. parkeervoorzieningen en bestaande wegen;
    • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
11.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 30.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

11.2.2 Andere bouwwerken
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie uitgesloten' mogen geen andere bouwwerken worden gebouwd;
  • b. Op de overige voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:
    • 1. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
    • 2. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
    • 3. behorende tot de kleinschalige recreatieve voorzieningen, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden, zitbankjes en afvalbakken, met een hoogte van maximaal 2,00 meter;
    • 4. behorende tot het straatmeubilair;
    • 5. erfafscheidingen met een hoogte van maximaal 1,00 meter.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van gebouwen en/of andere bouwwerken ten dienste van de bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.1 ten behoeve van:

  • a. een schuil- of schaftgelegenheid voor personen wiens aanwezigheid noodzakelijk is in verband met het in het natuurgebied uit te voeren werken of werkzaamheden, met dien verstande dat:
    • 1. dit geen caravan of stacaravan of een aan zjin oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- of vaartuig betreft;
    • 2. de oppervlakte van het bouwwerk maximaal 20 m2 bedraagt;
    • 3. de hoogte van het bouwwerk maximaal 3,00 m bedraagt;
  • b. observatiehutten voor natuur- en educatieve doeleinden, met dien verstande dat de oppervlakte per hut maximaal 10 m² bedraagt en de hoogte maximaal 10,00 meter bedraagt;
  • c. nestpalen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 10,00 m bedraagt;
  • d. een brandtoren, met dien verstande dat:
    • 1. deze uit een oogpunt van brandpreventie of brandbestrijding noodzakelijk is;
    • 2. de hoogte maximaal 25,00 m bedraagt;
  • e. een voederberging of voederruif voor wild, met dien verstande dat:
    • 1. dit bouwwerk noodzakelijk moet zjin voor de instandhouding van het wild;
    • 2. de inhoud maximaal 3 m3 bedraagt;
    • 3. de hoogte maximaal 2,00 m bedraagt;
  • f. onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
  • g. speel- en picknickvoorzieningen uitsluitend binnen het gebied nader aangeduid met 'recreatie' met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van speelvoorzieningen maximaal 4,00 m bedraagt;
    • 2. de hoogte van picknickvoorzieningen maximaal 2,00 m bedraagt;
    • 3. de maximale oppervlakte van speelvoorzieningen en bijbehorende picknickvoorzieningen tezamen niet meer dan 100 m2 bedraagt.

onder de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. de verkeersveiligheid;
  • 2. de milieusituatie;
  • 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • 4. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;
  • 5. de waterstaatskundige en waterhuishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. sport- of wedstrijdterreinen, kampeer- of caravanterreinen, campings en zwemgelegenheden;
  • b. het beproeven van voertuigen, het beoefenen van de motorsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen;
  • c. het racen of crossen met motorrijtuigen of bromfietsen;
  • d. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • f. de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie;
  • g. horecadoeleinden;
  • h. detailhandel;
  • i. verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • j. (extensieve) recreatie binnen het gebied nader aangeduid 'recreatie uitgesloten' .
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Natuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van de bodemstructuur, waaronder het ophogen, afgraven en egaliseren van gronden met meer dan 0,20 m;
  • b. het aanbrengen van opgaande beplantingen, zoals bosschages, houtwallen en singels, het scheuren van grasland, het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  • c. het verwijderen van opgaande beplantingen, zoals bosschages, houtwallen en singels;
  • d. het dempen, graven en/of uitdiepen van sloten, vaarten, poelen en daarmee gelijk te stellen waterpartijen;
  • e. het aanbrengen van walbeschoeiingen, niet zijnde bouwwerken;
  • f. het aanleggen van een helofytenfilter;
  • g. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief medegebruik;
  • h. het verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie en / of telecommunicatieleidingen en de daarbij behorende constructies, installaties en apparatuur; tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  • j. het aanbrengen dan wel wijzigen van drainagesystemen;
  • k. het verrichten van exploratieboringen en / of seismologisch onderzoek.
11.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 11.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
  • c. werken of werkzaamheden die deel uitmaken van de activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een beheersplan zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheerverordening in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
11.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 11.5.1 kan alleen worden verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 11.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

11.5.4 Inwinnen advies bevoegd waterschapsgezag

In de volgende gevallen vraagt het bevoegd gezag advies aan het ter plaatse bevoegde waterschapsgezag, alvorens de in artikel 11.5.1 genoemde vergunning te verlenen:

  • a. wanneer er sprake is van een toename van verhard oppervlak groter dan 750 m²;
  • b. wanneer gronden worden afgegraven met als doel permanent oppervlaktewater met een oppervlakte groter dan 750 m² te realiseren.