direct naar inhoud van Artikel 3 Centrum
Plan: Doorsteek Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0899.BpDoorsteekCentrum-VA02

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel op de begane grond;

en tevens voor:

  • b. consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten op de begane grond;
  • c. bestaande cultuur en ontspanning;
  • d. bestaande dienstverlening;
  • e. horeca op de begane grond;
  • f. bestaand kantoor;
  • g. bestaande maatschappelijke voorzieningen;
  • h. verkeer;
  • i. terrassen;
  • j. bestaand wonen;

met bijbehorende gebouwen bouwwerken geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, pleinen, groenvoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal bouwlagen mag maximaal 4 bedragen;
  • c. de eerste bouwlaag van een niet-woonfunctie heeft een hoogte van maximaal 4,5 m en bouwlagen op de verdieping hebben een maximale hoogte van 3,2 m;
  • d. een bouwlaag ten behoeve van een woonfunctie heeft een maximale hoogte van 3,2 m;
  • e. het bebouwingspercentage per bouwvlak is maximaal 100%;
  • f. de voorgevel van een gebouw dient in of evenwijdig aan de voorste bouwgrens te worden opgericht;
  • g. de inhoud van een woning dient minimaal 150 m³ te bedragen;
3.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • b. een aan- of uitbouw op een bouwperceel dient op een minimale afstand van 3 m achter de voorgevelrooilijn van het bijbehorende hoofdgebouw te worden geplaatst;
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen, in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b op een afstand van minimaal 2,4 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van de aan- of uitbouw of het bijgebouw tot de openbare weg minimaal 5 m bedraagt;
  • d. ingeval sprake is van een hoeksituatie mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot in de (denkbeeldig) doorgetrokken voorgevelrooilijn van de daarachter gelegen bebouwing worden gebouwd, met dien verstande dat de in b of c genoemde afstand tot de voorgevelrooilijn aan de voorzijde van het hoofdgebouw wordt gehandhaafd en de afstand van de bebouwing tot aan de openbare weg die aan de zijkant van het gebouw is gelegen minimaal 3 meter bedraagt;
  • e. een aan- en uitbouw en bijgebouw dient in, of op een minimale afstand van 1 m, van de zijdelingse perceelsgrens te worden geplaatst, met dien verstande dat maximaal 50% van de zijdelingse perceelsgrens bebouwd mag worden;
  • f. de goothoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw bedraagt maximaal 3,2 m;
  • g. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw bedraagt maximaal 6 m;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor zover gelegen buiten het bouwvlak bedraagt 70 m² per bouwperceel;
  • i. het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt 50 voor grondgebonden woningen en 60 voor gestapelde woningen.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de bouwhoogte is maximaal:
    • 1. erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn: 1 m;
    • 2. erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn: 2 m;
    • 3. carport / terrasoverkapping: 3,2 m;
    • 4. voorzieningen voor openbare verlichting en vlaggenmasten: 8 m;
    • 5. antennemasten: 12 m;
    • 6. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 3 m.
  • b. de oppervlakte van carport en terrasoverkapping elk maximaal 30 m2.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 3.2.1 onder b ten behoeve van het oprichten van een extra bouwlaag;
  • b. lid 3.2.2 onder b en c voor het overschrijden van de voorgevelrooilijn;
  • c. het bepaalde in lid 3.2.2 onder i voor het ophogen van het maximale bebouwingspercentage naar 60.
3.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;
  • c. het aantal parkeervoorzieningen;
  • d. de situering van parkeervoorzieningen;
  • e. de situering van onderdoorgangen.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. nieuwvestiging van bedrijven in de vorm van cultuur en ontspanning, dienstverlening, kantoor, en maatschappelijke voorzieningen;
  • b. nieuwvestiging van de woonfunctie.