direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Kloosterpark
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0899.TAMKLOOSTERPARK-ON01

Regels

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een ontwikkeling op de locatie Kloosterpark en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (Hoofdstuk 22a) van het Omgevingsplan gemeente Brunssum. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekendgemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

Voor dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) geldt:

  • Hoofdstukken moeten worden gezien en gelezen als paragrafen van Hoofdstuk 22a van het Omgevingsplan gemeente Brunssum. Hoofdstuk 1 moet worden gezien en gelezen als paragraaf 22a.1, hoofdstuk 2 als paragraaf 22a.2, etc.
  • Voor de in dit deel opgenomen artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct vóór het artikelnummer '22a' worden gelezen. Artikel 1 moet dus worden gezien en gelezen als artikel 22a.1, artikel 2 als artikel 22a.2, etc
  • Voor de in dit deel opgenomen bijlage bij de regels moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct vóór het nummer 1 '22a' worden gelezen. Bijlage 1 bij de regels van het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet daarom worden gezien en gelezen als Bijlage 22a.1.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • 1. De regels in dit hoofdstuk 22a zijn van toepassing op de locatie Kloosterpark, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0899.TAMKLOOSTERPARK-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl/.
  • 2. De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  • 3. De regels in afdeling 22.2 van het Omgevingsplan gemeente Brunssum, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 van dit omgevingsplan zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk 22a.

Artikel 2 Begripsbepalingen: van toepassing verklaren begrippen

Artikel 1.1 van het omgevingsplan gemeente Brunssum is van overeenkomstige toepassing voor dit hoofdstuk 22a.

Artikel 3 Begripsbepalingen: van toepassing verklaren begrippen

In aanvulling op Artikel 2, dan wel in afwijking daarvan gelden voor de toepassing van dit hoofdstuk 22a de volgende begripsbepalingen:

3.1 Omgevingsplan gemeente Brunssum;

Het omgevingsplan van de gemeente Brunssum, zoals dat geldt ten tijde van de inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan.

3.2 plan / TAM-omgevingsplan

De wijziging van het Omgevingsplan gemeente Brunssum voor de locatie Kloosterpark, waarmee de geometrische planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen met planidentificatienummer NL.IMRO.0899.TAMKLOOSTERPARK-ON01 worden ingevoegd in hoofdstuk 22a van het Omgevingsplan gemeente Brunssum.

3.3 aan huis verbonden beroep;

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden beroep.

3.4 aanbouw;

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

3.5 aanduiding;

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

3.6 aanduidingsgrens;

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

3.7 bebouwingspercentage;

het oppervlak van een bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd met bouwwerken, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het vlak dat in de planregel waarin het percentage is genoemd is bepaald.

3.8 bedrijfsmatige activiteiten aan huis;

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten gericht op consumentverzorging c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend. Het verkopen en/of leveren van goederen, die rechtstreeks verband houden met het ambacht, mag alleen als ondergeschikte nevenactiviteit plaatsvinden.

3.9 begane grond;

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

3.10 bestaand;
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevigsplan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan legaal bestaat, danwel nadien in gebruik kan worden genomen krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
3.11 bevoegd gezag;

het bevoegd gezag in de zin van de Ongevingswet. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Brunssum voor omgevingsplanactiviteiten.

3.12 bijgebouw;

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

3.13 bouwgrens;

de grens van een bouwvlak.

3.14 bouwlaag;

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

3.15 bouwperceel;

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens dit TAM-omgevingsplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

3.16 bouwperceelgrens;

de grens van een bouwperceel.

3.17 bouwvlak;

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

3.18 bouwwerk zonder dak;

een bouwwerk, geen gebouw zijnde zonder dak.

3.19 coffeeshop;

een horecabedrijf, dat als hoofddoel heeft het verstrekken van softdrugs en dranken voor gebruik ter plaatse of elders.

3.20 consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten;

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in afwijking van het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten in de woonbebouwing zodanig is dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

3.21 dakopbouw;

uitbreiding van de woning waarbij een (gedeeltelijke) verdieping bovenop de woning wordt aangebracht, waarmee een nieuwe ruimte wordt gecreëerd of een bestaande ruimte wordt vergroot. Dit resulteert in een wijziging van de vorm en het profiel van het dak, waarbij de bestaande bouw- of goothoogte meestal wordt verhoogd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0899.TAMKLOOSTERPARK-ON01_0001.png"

Verschillende vormen van dakopbouw

3.22 detailhandel;

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

3.23 dienstverlening;

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen.

3.24 eerste bouwlaag;

de bouwlaag boven de begane grond.

3.25 erf;

al dan niet bebouwd perceel exclusief hoofdgebouw, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover dit TAM-omgevingsplan die inrichting niet verbiedt.

3.26 erfafscheiding;

bouwwerk ten behoeve van de afbakening van een erf.

3.27 escortbedrijf;

een exploitant of beheerder die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die niet ter plekke wordt uitgevoerd (escortservices, bemiddelingsbureaus, en dergelijke), waarbij uitgesloten het gebruik als vergaderruimte, verzamelplaats, kantine, wachtruimte, of iets van dien aard, voor en/of door prostituees of klanten.

3.28 gebruiken;

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

3.29 gestapelde woning;

een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

3.30 grondgebonden woning;

een gebouw, dat uitsluitend één woning omvat.

3.31 growshop;

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan, het exploiteren, uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van grow-producten.

3.32 head-producten;

verzamelnaam voor producten welke verwant zijn aan de hasj-cultuur zoals onder andere waterpijpen, vloeipapier, cocaïnedoosjes en versnijdingsmiddelen zoals cafeïne.

3.33 headshop;

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan, het exploiteren, uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van head-producten.

3.34 hoofdgebouw;

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie die aan een perceel is toegekend en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die functie het belangrijkst is.

3.35 hospita-verhuur;

een situatie waarbij door de rechthebbende – die tevens zelf bewoner van de woning is - onzelfstandige woonruimte wordt verhuurd voor bewoning tot een maximum van 2 personen naast het huishouden van de hoofdbewoner.

3.36 huishouden;

de bewoning van een woning door:

  • a. één persoon;
  • b. twee of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, waaronder geen kamerbewoning begrepen.
3.37 kamerbewoning;

de bewoning van een woning via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken van één of meer wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, zoals een natte cel, toiletruimte en een opstelplaats voor een keuken en waarbij geen sprake is van hospita-verhuur.

3.38 luifel;

een niet zelfstandig dragende horizontale overbouwing, welke slechts bestaat uit een constructie tegen weersinvloeden tegen de muur van een gebouw aangebracht meestal boven een deur, raampartij of gehele pui. Een luifel wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

3.39 mantelzorg;

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

3.40 nutsvoorzieningen;

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, bemalingsinstallaties, gemalen, telefooncellen, bluswatervoorzieningen en zendmasten.

3.41 onderbouw;

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,50 m boven het peil is gelegen.

3.42 openbaar toegankelijk gebied;

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

3.43 onzelfstandige woonruimte;

woonruimte in een woning die niet zelfstandig door een huishouden kan worden bewoond, omdat men afhankelijk is van een of meer wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte. Tot de wezenlijke voorzieningen behoren de natte cel, toiletruimte en opstelplaats voor een keuken.

3.44 parkeren;

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

3.45 perceel;

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

3.46 perceelsgrens;

een grens van een perceel.

3.47 ruimtelijke karakteristiek;

het ter plaatse aanwezige karakter van de ruimte, gevormd door bouwwerken en onbebouwde ruimte inclusief het gebruik.

3.48 ruimtelijke kwaliteit;

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

3.49 setback;

een dakopbouw, die gelegen is op tenminste 2 meter achter de doorgetrokken voorgevel van een (bedrijfs)pand met een hoogte van maximaal 3,2 meter. Bij een (bedrijfs)pand met meerdere voorgevels wordt in deze alleen de voorgevel waarin de hoofdtoegang is gelegen, als zodanig aangemerkt.

3.50 smart-producten;

verzamelnaam voor producten met een, sterk, stimulerende, werking. De betreffende producten zoals onder andere herbal, XTC, frisdranken met guarana, producten met efedrine en paddo's kunnen zijn samengesteld uit meerdere, oppeppende, psychotrope stoffen.

3.51 smartshop;

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan het exploiteren, uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van smart-producten.

3.52 speelvoorziening;

Openbaar toegankelijke recreatieve voorziening waar al dan niet tegen betaling gebruik kan worden gemaakt van speeltoestellen en daarmee vergelijkbare voorzieningen.

3.53 stedenbouwkundig beeld;

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

3.54 straatprostitutie;

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

3.55 uitbouw;

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Een uitbouw wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

3.56 voorgevel;

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

3.57 voorgevelrooilijn;

een (denkbeeldige) lijn ter plaatse van de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan (tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen).

3.58 voorkant;

die zijde van een hoofdgebouw waar zich de voorgevel bevindt.

3.59 weg;

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

3.60 wonen;

het gehuisvest zijn in een woning.

3.61 woning / wooneenheid;

Een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor en gelet op de aanwezigheid van alle wezenlijke voorzieningen geschikt is voor de huisvesting van één huishouden.

3.62 woningsplitsing;

het feitelijk opdelen van een bestaand bouwwerk in separate zelfstandige of onzelfstandige woonruimten, waarbij het bestaande bouwwerk al dan niet wordt gesplitst in appartementsrechten en/ of een wijziging van de kadastrale registratie.

3.63 woongebouw;

gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meer woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke ruimte(n).

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen als opgenomen in artikel 22.24 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing voor het meten van in dit hoofdstuk 22a opgenomen waarden die zijn uitgedrukt in m, m2 of m3, voor zover daarvan niet wordt afgeweken in Artikel 5.

Artikel 5 Aanvullende meet- en rekenbepalingen

In aanvulling op Artikel 4 gelden voor dit hoofdstuk 22a de volgende meet- en rekenbepalingen voor het meten van in deze regels opgenomen waarden die zijn uitgedrukt in m, m2 of m3.

5.1 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk op dat perceel, waar die afstand het kortst is.

5.2 het bebouwde oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige, vergunningplichtige bouwwerken tezamen.

5.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

5.4 de horizontale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

5.5 de verticale diepte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw.

5.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

5.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

5.8 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Artikel 6 Normadressaat

Aan de regels in dit Hoofdstuk 22a wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders is bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

Hoofdstuk 2 Functies en regels voor activiteiten

Artikel 7 Groen

7.1 Functieomschrijving
  • 1. Een locatie die is aangewezen als Groen heeft de functie groen.
  • 2. Gronden en bouwwerken met die functie mogen worden gebruikt voor:
    • a. parken, plantsoenen, bermen, taluds en daarmee vergelijkbare openbare groenvoorzieningen;
    • b. verharde en onverharde fiets- en voetpaden;
    • c. speelvoorzieningen;
    • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • e. openbare nutsvoorzieningen;
    • f. bluswatervoorzieningen.
7.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken

Voor de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.29 van het omgevingsplan gemeente Brunssum gelden voor de locatie Groen de navolgende regels.

7.2.1 Toegelaten bouwactiviteiten

Op een locatie die is aangewezen als Groen mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken zonder dak, voor zover wordt voldaan aan 7.2.2.
7.2.2 Bouwwerken zonder dak

Voor het bouwen van bouwwerken zonder dak gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- of perceelsafscheidingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zonder dak mag niet meer dan 5 m bedragen.
7.2.3 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.35 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning op basis van dit TAM-omgevingsplan.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Functieomschrijving
  • 1. Een locatie die is aangewezen als Verkeer heeft de functie verkeer.
  • 2. Gronden en bouwwerken met die functie mogen worden gebruikt voor:
    • a. wegen met maximaal één rijstrook per rijrichting;
    • b. verharde en onverharde fiets- en voetpaden;
    • c. parkeervoorzieningen;
    • d. groenvoorzieningen;
    • e. speelvoorzieningen;
    • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    • g. openbare nutsvoorzieningen;
    • h. bluswatervoorzieningen;
    • i. een (ondergrondse) container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - afvalinzameling'.
8.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken

Voor de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.29 van het omgevingsplan gemeente Brunssum gelden voor de locatie Verkeer de navolgende regels.

8.2.1 Toegelaten bouwactiviteiten

Op een locatie die is aangewezen als Verkeer mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken zonder dak voor zover wordt voldaan aan 8.2.2.
8.2.2 Bouwwerken zonder dak

Voor het bouwen van bouwwerken zonder dak gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en bouwwerken ten behoeve van de wegaanduiding, verkeersgeleiding en daarmee vergelijkbare bouwwerken mag niet meer dan 8 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- of perceelsafscheidingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zonder dak mag niet meer dan 5 meter bedragen.
8.2.3 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.35 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning op basis van dit TAM-omgevingsplan.

8.3 Specifieke regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken
8.3.1 Verboden gebruik

Het is verboden gronden of bouwwerken op een locatie die is aangewezen als Verkeer te gebruiken voor c.q. als:

  • a. verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • b. een weg met meer dan één rijstrook per rijrichting.

Artikel 9 Wonen

9.1 Functieomschrijving
  • 1. Een locatie die is aangewezen als Wonen heeft de functie wonen.
  • 2. Gronden en bouwwerken met die functie mogen worden gebruikt voor:
    • a. wonen:
      • in grondgebonden woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen' en 'aaneengebouwd;
      • in gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding gestapeld;
    • b. aan huis verbonden beroepen, voor zover wordt voldaan aan 9.3.1;

met daarbij behorende voorzieningen:

  • c. tuinen en erven;
  • d. openbare nutsvoorzieningen
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. paden en verhardingen.
9.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteiten bouwwerken

Voor de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.29 van het omgevingsplan gemeente Brunssum gelden voor de locatie Wonen de navolgende regels.

9.2.1 Toegelaten bouwactiviteiten

Op een locatie die is aangewezen als Wonen mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. grondgebonden woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' en 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen', voor zover wordt voldaan aan 9.2.2;
  • a. gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', voor zover wordt voldaan aan 9.2.3;
  • b. aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken met een dak bij een woning, voor zover wordt voldaan aan 9.2.4;
  • c. bouwwerken zonder een dak, voor zover wordt voldaan aan 9.2.5.
9.2.2 Grondgebonden woningen

Voor het bouwen van grondgebonden woningen gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. woningen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de voorgevel wordt gesitueerd ter plaatse van de figuur 'gevellijn';
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • e. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen';
  • f. een bouwlaag heeft een hoogte van maximaal 3,4 meter;
  • g. de woningen worden voorzien van een plat dak of een kap met een dakhelling van maximaal 45 graden.
9.2.3 Gestapelde woningen

Voor het bouwen van gestapelde woningen gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. woningen mogen alleen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de voorgevel wordt georiënteerd richting de openbare weg c.q. openbaar toegankelijk gebied en wordt gebouwd evenwijdig aan de naar de openbare weg c.q. het openbaar toegankelijk gebied gekeerde bouwgrens;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • e. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen';
  • f. een bouwlaag heeft een hoogte van maximaal 3,4 meter;
  • g. de woningen worden voorzien van een plat dak.
9.2.4 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken met een dak bij een woning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken met een dak bij een woning gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken met een dak mogen uitsluitend worden gebouwd achter de voorgevelrooilijn;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen' geldt dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken met een dak alleen binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' geldt dat de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken met een dak mag per bouwperceel 70 m2 bedragen, voor zover het bouwperceel voor niet meer dan 65% wordt bebouwd;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,2 m bedragen.
9.2.5 Bouwwerken zonder dak

Voor het bouwen van bouwwerken zonder dak gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 8 meter;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken zonder een dak bedraagt maximaal 3 meter.
9.2.6 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.35 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning op basis van dit TAM-omgevingsplan.

9.3 Specifieke regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken
9.3.1 Algemene regels toegelaten gebruik - aan huis verbonden beroepen

Op een locatie die is aangewezen als Wonen mogen bouwwerken worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep, onder de volgende voorwaarden:

  • a. degene die de activiteit verricht, is tevens bewoner van het pand;
  • b. het aan huis verbonden beroep wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw en/of aanbouw, uitbouw dan wel bijgebouw;
  • c. indien het aan huis gebonden beroep in een vrijstaand bijgebouw wordt uitgeoefend, moet de ontsluiting van dat bijgebouw via de voorzijde/straatzijde van het perceel plaatsvinden;
  • d. maximaal 35% van de totale vloeroppervlakte van de gehele woning, maar niet meer dan 60 m2 mag voor de activiteit worden gebruikt;
  • e. er wordt geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit en gerelateerd aan de desbetreffende activiteit, waarbij maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de beroepsactiviteit in aanmerking komt, voor uitstalling wordt gebruikt;
  • f. de woonfunctie en -uitstraling van de woning blijven behouden;
  • g. aan de woonomgeving en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden wordt geen onevenredige hinder toegebracht (door o.a. stof, geluid, geur);
  • h. het betreft geen verkeersaantrekkende activiteit die overlast veroorzaakt of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maakt;
  • i. de woning blijft aan het Besluit bouwwerken leefomgeving voldoen;
  • j. raamprostitutie en straatprostitutie, een seksinrichting en/of een escortbedrijf, een coffeeshop, growshop, headshop en/of smartshop, een groothandel van producten die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart-, head- en/of growshopproducten en een belhuis zijn niet toegestaan.
9.3.2 Verboden gebruik

Het is verboden gronden of bouwwerken ter plaatse van Wonen te gebruiken voor:

  • a. woningsplitsing;
  • b. kamerbewoning;
  • c. het omzetten van een woning naar onzelfstandige wooneenheden.
9.4 Vergunningplicht omgevingsplanactiviteit gebruiken van gronden en bouwwerken
9.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken voor bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

9.4.2 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 wordt alleen verleend indien:

  • a. de activiteiten worden uitgeoefend ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd'of 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen';
  • b. degene die de activiteit verricht, is tevens bewoner van het pand;
  • c. de ambachtelijke bedrijfsactiviteit wordt uitgeoefend in het hoofdgebouw en/of aanbouw, uitbouw dan wel bijgebouw;
  • d. Indien de ambachtelijke bedrijfsactiviteit in een vrijstaand bijgebouw wordt uitgeoefend, moet de ontsluiting van dat bijgebouw aan de voorzijde/straatzijde van het perceel plaatsvinden;
  • e. maximaal 35% van de totale vloeroppervlakte van de gehele woning, maar niet meer dan 60 m2 wordt voor de activiteit gebruikt;
  • f. er wordt geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit en gerelateerd aan de desbetreffende activiteit, waarbij maximaal 10% van de vloeroppervlakte die voor de bedrijfsactiviteit in aanmerking komt, voor uitstalling wordt gebruikt;
  • g. de woonfunctie en -uitstraling van de woning blijven behouden;
  • h. aan de woonomgeving en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden wordt geen onevenredige hinder toegebracht (door o.a. stof, geluid, geur);
  • i. het betreft geen verkeersaantrekkende activiteit die overlast veroorzaakt of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maakt;
  • j. de woning blijft aan het Besluit bouwwerken leefomgeving voldoen;
  • k. raamprostitutie en straatprostitutie, een seksinrichting en/of een escortbedrijf, een coffeeshop, growshop, headshop en/of smartshop, een groothandel van producten die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart-, head- en/of growshopproducten en een belhuis zijn niet toegestaan.
9.4.3 Aanvraagvereisten
  • 1. Op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 zijn de aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.286 van het omgevingsplan gemeente Brunssum van overeenkomstige toepassing.
  • 2. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid wordt een motivering verstrekt waaruit blijkt dat aan artikel 9.4.2 wordt voldaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene regels omgevingsplanactiviteiten

11.1 Algemene regels - parkeervoorzieningen
  • 1. Bij het bouwen van bouwwerken op grond van het bepaalde in dit TAM-omgevingsplan dient (op eigen terrein) voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd.
  • 2. Bij een gebruikswijziging waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd.
  • 3. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan de Beleidsregel parkeren 2022, als vastgesteld op 20 december 2022, met dien verstande dat wanneer voornoemde beleidsregel wordt gewijzigd of vervangen, er wordt getoetst aan de ten tijde van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning geldende beleidsregel.
11.2 Gebodsbepaling in stand houden parkeervoorzieningen

Indien in het kader van een vergunningplicht als opgenomen in dit TAM-omgevingsplan dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig artikel 11.1, dan dient de betreffende parkeervoorziening zoals aangegeven in de aanvraag en vervolgens is vergund, na de aanleg ervan duurzaam in stand te worden gehouden.

11.3 Algemene regels - hemelwatervoorzieningen
  • 1. Bij het bouwen van bouwwerken op grond van het bepaalde in dit TAM-omgevingsplan dient binnen het gebied waarop het TAM-omgevingsplan betrekking heeft te worden voorzien in een voorziening van voldoende omvang voor de berging en infiltratie van hemelwater afkomstig van de betreffende bebouwing en bijbehorende verhardingen.
  • 2. Er wordt voorzien in een voorziening van voldoende omvang indien de capaciteit is afgestemd op een neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd van 1:25, gemiddeld klimaatscenario 2050, wat wil zeggen 50 mm, bij een buiduur van twee uur.
  • 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en daarmee toestaan dat wordt voorzien in een voorziening van afwijkende omvang, mits:
    • a. wordt aangetoond dat geen (grond)wateroverlast in de omgeving zal ontstaan; en;
    • b. wordt aangetoond dat de voorziening redelijkerwijs niet op eigen terrein kan worden gerealiseerd, indien de aanvraag betrekking heeft op het realiseren van een voorziening anders dan op eigen terrein.
11.4 Gebodsbepaling in stand houden hemelwatervoorzieningen

Indien in het kader van een vergunningplicht als opgenomen in dit TAM-omgevingsplan dient te worden voorzien in een adequate voorziening voor de opvang, berging en infiltratie van hemelwater overeenkomstig artikel 11.3, dan dient de betreffende voorziening zoals aangegeven in de aanvraag en vervolgens is vergund na de aanleg ervan duurzaam in stand te worden gehouden.

11.5 In stand houden bestaande bouwwerken

In aanvulling op artikel 22.40 van dit omgevingsplan is voor het in stand houden van een bestaand bouwwerk geen omgevingsvergunning vereist, mits het een feitelijk bestaand bouwwerk betreft dat is gebouwd:

  • 1. overeenkomstig een daarvoor verleende omgevingsvergunning;
  • 2. overeenkomstig algemene regels als opgenomen in dit omgevingsplan;
  • 3. overeenkomstig algemene regels, zoals die golden ten tijde van het bouwen van het bouwwerk, hetgeen ook kan worden aangetoond.

Artikel 12 Algemene regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken

Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk 22a aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit Hoofdstuk 22a, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
  • 2. het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk 22a, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvóór geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruiken van gronden en bouwwerken
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk 22a en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 1. Het is verboden het met dit hoofdstuk 22a strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit hoofdstuk 22a strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 2. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk 22a voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.